zeiljacht-freedom.reismee.nl

Noord Bretagne

We zijn zó bezig met varen, stroom en tij rekenen, wel of niet ergens droogvallen, mooie dingen en natuur zien, wandelen, fietsen, dat ik maar niet aan blog schrijven toekom. We liggen al in Jersey en inmiddels ook verwaaid! Binnen is het lekker warm, maar buiten loeit en giert de wind om de masten en stagen. De boot ligt te schudden. Nu maak ik dan eindelijk het verhaal over Noord Bretagne; het verhaal over de Kanaaleilanden komt als we Alderney voorbij zijn.

13/8 l’Aber Ildut - l’Aber Benoit: 19 nM, 3 ½ uur. NW 2-3 , gezeild, wolken en zon.
14/8 l’Aber Benoit - Roscoff: 35 nM, 5 uur (dankzij 2à 3 kts stroom mee). W 2-3 bft. mot/mist/regen, motorsailen.
18/8 Roscoff - Ploumanac’h: 22 NM, 4 ½ uur. NW 2 tot 3 bft, bewolkt later zon. Motor.
20/8 Ploumanac’h - Port Blanc: 9 nM, 1 ¾ uur. NW2. Motregen, mist. Motor.
21/8 Port Blanc - La Corderie (Ile de Bréhat): 19 nM, 3 ¾ uur. W 1 bft. Motor. Bewolkt en zon.

We hebben in l’Aber Ildut heerlijk nog een dagje nagenoten van de tocht naar en over île Ouessant en de dagen daarvoor. Getwijfeld of we nog naar île de Molène, ten oosten van Ouessant, zouden gaan. Op de veerboot kregen we van een aardige zeiler nog een paar extra tips van mooie ankerplekjes op nóg kleinere eilandjes, daar in de buurt. Klinkt allemaal zo mooi en eenvoudig. Alleen, dan moeten we wel eerst wachten op rustig, stabiel weer…: een volgend keer dan maar; dan willen we ook wel terug naar Ile de Sein. Ouessant hoeft minder, je ligt er zo vaak in de deining, weten we nu.
We maken nog een mooie wandeling rond Ildut, door de verschillende gehuchtjes waar het dorp uit bestaat en langs de kust. De oude huizen zijn gebouwd van keien uit de rivier. Dat is hier vroeger een belangrijke industie/handel geweest: stenen uit de rivier, die al dan niet gepolijst verkocht werden (o.a. aan Paris voor monument Place Pigalle).

Varen langs Noord Bretagne is varen met stevige stroom, dus zes uur met stroom mee en dan stoppen. Zo ook deze tocht, de hoek om naar l’Aber Benoit: we hebben het goed uitgerekend, komen netjes met opkomend water aan in de volgende rivier. Toch worden we onderweg, ondanks wind en tij in de zelfde richting, het is wel springtij, een paar keer verrast door vreemde kruisgolven, woelig water… en dat met zó rustig weer.
Deze rivier heeft een brede ingang met strandjes en zoals zo vaak midden op de rivier bezaaid met meerboeien. Mooie groene glooiende kust eromheen met een dorpje en vrijliggende, fraaie (2e?) huizen. We varen een stukje door om te zien welke plek we het mooiste vinden. De havenmeesteres heeft ons al gespot en komt ons achterop. We mogen elke witte mooring nemen die we willen, maar niet ankeren… en of we meteen even willen batalen! Het blijkt dat er weinig plekken zijn om aan land te gaan, omdat we midden tussen de oesterbedden liggen; en dat zien we de volgende morgen pas goed. We gebruiken deze plek dus alleen als tijstop. De volgende dag met laag water weer uitgevaren, om oostwaarts stroom mee te hebben. De brede invaart is ineens zo breed niet meer. Nu (bij Aber Ildut was dat ook al zo), zien we pas goed tussen welke rotspartijen (met hoog water: ónder water) we naar binnen gevaren zijn.

Er is wat motregen, en nauwelijks wind dus de motor staat aan. De stroom loopt 3 knopen mee: de GPS geeft daardoor 3 knopen voortgang meer aan dan het log , dat de voortgang door het water meet! Daarom noteren we van nu af aan de door de satelliet gemeten afstanden in het scheepslogboek (dat we iedere avond bijhouden).
Het weer begint minder te worden: temperaturen rond de 20°, ochtendmist, danwel motregen; de zomer lijkt voorbij, maar als de zon de kans krijgt, vaak ‘s-middags, is het toch nog steeds wel zomers!

Als we bij Roscoff en Ile de Batz aankomen, is het nogal mistig en laat op de dag. Hier in de oude haven of op het eiland droogvallen zien we op dit moment dan ook niet zo zitten; we gaan naar de ‘nieuwe’, luxe marina, om morgen rustig verder te kijken. Roscoff heeft een heel mooi oud, middeleeuws ogend binnenstadje, maar er omheen is het niet bijzonder. De grote havenkommen vallen mooi plat droog, maar we vinden het er rommelig, vervuild en niet aantrekkelijk genoeg. Het is wel apart en indrukwekkend hoéveel er rond Roscoff droogvalt: hele baaien en bijna tot het eiland Ile de Batz er tegenover aan toe; er blijft maar een heel smalle geul over. Over droogvallen in de haven van Ile de Batz hebben we flink gewikt en gewogen, maar uiteindelijk valt dit af, omdat het met het huidige tij niet goed uit komt en ons daardoor teveel dagen zou kosten. We nemen dus het pontje naar Batz en maken weer een mooie wandeling: kaal eiland, ruig, lage begroeiing, een vuurtoren (beklommen voor het uitzicht), een beetje eigen lanbouw, een paar hele mooie zandstranden, een hele leuke backpackerscamping (Vlieland-achtig), één klein dorpje, qua toerisme vrij rustig. In de haven kun je tussen wat rotsen en stenen inderdaad best droogvallen, hebben we nu met eigen ogen gezien, weten ook waar precies, maar niet nu dus.

We vervolgen de tocht naar het oosten - na de broodnodige fouragering weer gedaan te hebben - naar Ploumanac’h. Zelfde beeld: weinig wind, mist/motregen, ‘s middags opklaringen. Hier belanden we in de “Côte de Granit Rose”. Alleen de entree van de haven al, overal tientalmetershoge stapels grote afgeronde roze stenen. Wat bijzonder en indrukwekkend. Het roept beelden op als : de man met de pet, schilpad op de rots, of wankel evenwicht….
De havenkom (met dorp er omheen) is vol met met bootjes aan zg. voor- en achterboeien en de havenmeester wijst ons een mooie plek, in de rij van zeilboten. Er is een drempel voor de haven, wij vallen daardoor niet droog, maar de randen van de havenkom wel. Bij laag water kunnen we nog net het laagste puntje van de langste ‘ramp’ bereiken om met de dinghy aan wal te gaan. Het dorp blijkt nogal toeristisch, maar er is dan ook wel een spectaculaire rotskust te zien, waar iedereen op af komt. Verder zonder gewone winkel-voorzieningen, zelfs geen bakker. Wij lopen de roze kustroute tot Perros Guirec, de volgende havenplaats/stad en gaan met de bus terug. In die bus treffen we zeilers van twee boten achter ons, Fransen, die hier al jaren varen en ons heel wat tips te geven hebben, waarvoor we bij hen aan boord uitgenodigd worden! Leuk, dat gebeurt niet zo gauw. Met de kaart erbij en engels en frans doorelkaar sprekend horen we veel. (Dat frans van ons…. Tja wat een moeilijke taal toch, het gaat wel steeds een beetje beter, maar soms verval je dan weer in engels en weet je je franse woorden niet meer te vinden).

Hoewel we voor deining gewaarschuwd zijn, varen we toch naar de havenbaai Port Blanc, in de pilot aangeraden als mooie baai voor een tijstop. En zo is het ook. Wij liggen er één nacht, rollend op de deining, en tóch geslapen. Het gehucht stelt niets voor, daarvoor hoef je niet te blijven. Veel bedrijvigheid van een grote zeilschool: optimisten, lasers, catamarans : een kleurig gezicht. Qua natuur: een hele ruime baai met rondom rotsen en riffen, die een natuurlijke haven vormen. Bij hoog water niet meer geheel ‘waterdicht’, waardoor die deining binnengolft!

Dan verder naar Ile de Bréhat, voor het eerst sinds dagen zonder mist, maar nog steeds geen wind. We kloppen het af, maar ons ijzeren zeil doet het gelukkig goed! Motoren dus.
Hier willen we dan echt ankeren en droogvallen, liefst in ‘La Corderie’. Een diepe inham aan de westkant, die zeer beschut is. En jawel het lukt. Een fransman die tegelijkertijd met ons binnenvaart en eerst bezorgd is dat we aan zijn prive mooring wil gaan liggen, wijst ons waar we ongeveer kunnen ankeren. Het water zal eerst nog hoger worden, dus we kunnen nog wel even van boord; tegen de tijd dat we droogvallen, willen we natuurlijk wel aan boord zijn.
We verkennen het zuidelijk deel van île de Brehat (we zijn er ooit eens een dagje geweest tijdens een kampeervakantie met de kinderen, maar weten daar bijna niets meer van). Het is behoorlijk dicht bebouwd met ommuurde of achter hagen verscholen luxe huizen, grote en kleinere. Een kleurrijke bloemenpracht alom, mediterraan, palm- en eucalyptusbomen en van die grote grove dennen die je aan de Middellandse zee ziet. Er is zelfs een boomkwekerij om al dat moois op peil te kunnen houden.
We zijn niet de enigen die daar rondlopen en op het dorpsplein vol terrasjes wordt dat helemáal duidelijk. Het dagtoerisme is alles overspoelend, zonde van dit mooie eiland. Na vijf uur zien we ferries af en aan gaan om iedereen weer naar de vaste wal te brengen; daarna keert de rust weer en wordt het pas echt mooi.

Een uurtje voor droogvaltijd, zien we toch nog een paar dikke stenen met wieren eraan te dicht bij de boot liggen. Een tweede fransman weet nog preciezer waar we wel of niet veilig kunnen droogvallen. We verleggen de boot dus een meter of tien; anker op en anker neer. Als het water dan zakt, de boot de zandgrond raakt, het laatste water kabbelend wegstroomt, en de avond valt, dan wordt de natuur helemaal … stil! Dat is het mooie van droogvallen.

Op een tweede wandeling zien we het veel ruigere noordelijk deel van île de Bréhat (eigenlijk zijn het twee eilanden, slechts verbonden door een natuurlijke dam). Geen palmbomen hier, maar gewone weilanden met een handjevol koeien, of verlaten verwilderde weilanden; en verspreid enkele groepjes huizen, eenvoudig maar wel ommuurd. Op de noordkust alleen nog de kruipende, paars en geel bloeiende begroeiing zoals op alle eilanden aan de open-zee-kant. En een spoor van ‘Granit Rose’ aan de noordoostpunt bij de vuurtoren. In een café-tuin drinken we koffie: vanuit een half open schuur verkoopt een enthousiaste vrouw haar crêpes (die ze ter plekke bakt) en drankjes; je neemt het zelf mee naar een picknickbank ergens in haar grote bloementuin. Dat is alles. Eenvoudig en lekker buiten.
Ook hier op île de Béhat is het op z’n mooist en indrukwekkendst bij laag water: wat er al niet aan rotsmassa’s verstopt zat, en tot zóver de zee in, grillig en grimmig!

We zouden nog wel een dagje langer willen blijven, maar het weer daagt ons uit. Morgen kunnen we uitvaren, maar de dag erna waait het te hard. Dus we gaan Bretagne verlaten en zien of het ons lukt - na Guernsey op de heenweg - méér te zien van de Kanaaleilanden. Nog ankeren bij Sark of Alderney? Of zelfs droogvallen op Jersey? De wind zal het zeggen.

Blogspreuk van de dag: Everything has beauty, but not everyone can see.(Confucius)

Reacties

Reacties

Joost

Natuurlijk kom je niet aan schrijven toe, met zoveel leuke dingen om je heen en dan ook nog varen en puzzelen hoe en wanneer.
Het is nog een wonder al die verhalen van je.
Groet Joost

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!