zeiljacht-freedom.reismee.nl

Venijn in de staart

15/9 Boulogne sur Mer – Duinkerken: 44 nM, 7 uur. ZW 3 Bft volop zon. Gezeild met motorhulp.
16/9 Duinkerken – Vlissingen: 54 nM, 11 uur. ZW 4/5 - ZW 3 Bft zonnige dag. Gezeild
18/9 Vlissingen – Veere: 9 nM, 2 uur met tussenstop Middelburg. ZW 5 Bft. Volop zon. Motor.
19/9 Veere – Veerse meer: 1 nM, 15 min. ZW 4-5 Bft. Bewolkt met zon. Motor.
20/9 Veerse meer – Burghsluis: 26 nM, 6,5 uur. ZW 5/6 Bft. Bewolkt met zon. Gereefd gezeild

Het laatste stuk naar huis gaat snel. België komt in zicht, maar we zijn er alleen làngs gevaren. Tenslotte in Zeeland nog een beetje relaxed gedaan, om ook weer niet al te snel thuis te zijn! Als uitsmijter nog een flinke portie wind.

Na het avontuur met het plastic in de schroef kunnen we een dag later dan gepland uit Boulogne-sur-Mer vertrekken. Het meelopend tij is pas om 14.00 uur en daarmee kunnen we makkelijk Duinkerken halen, maar of we er vóór donker zullen aankomen is de vraag. We maken daarom keurig een lichtenlijst (met de lichtkenmerken van de bakens op de route) van het laatste stuk. We varen de kaap Gris-nez dicht om (stroomrafels) en langs Calais, geholpen door 3 knopen stroom. Helaas laat de wind het toch een beetje afweten, dus we gebruiken ook de hulp van ons ijzeren zeil. De lichtenlijst wordt een oefening bij de eerste schemering: boeien stuk voor stuk afgestreept. En vlak voor het echt donker is komen we in de haven Grand Large van Duinkerken aan. Geen havenmeester meer aanwezig, alleen een nachtwaker. Duinkerken wordt deze keer slechts een tijstop.
De volgende ochtend varen we, na diesel getankt te hebben, bij een mooie zonsopkomst om zeven uur al weer weg. We gaan in één keer naar Vlissingen. Eerst hebben we stroom mee, dan een uurtje of vijf tegen, en daarna weer mee; komt mooi uit, want zo lopen we Vlissingen met opkomend water aan. Langs de Belgische kust stroomt het niet zo hard, zeker niet deze dag want het is bijna doodtij (lage coëfficient). Met de wind van vandaag is het dus geen enkel punt om met wind-tegen-stroom te varen. Het is druk met zondagszeilers, op deze stralende zonnige dag.
“Denkend aan Belgie zie ik een eindeloze rij lelijke steenklompen voorbij schuiven” (vrij naar Marsman) beschrijft onze Vaarwijzer. En zo is het ook, vanaf zee gezien: lange boulevards met hoge grauwe flats! De havens en badplaatsen zijn overigens best de moeite waard om te bezoeken hoor, maar dat deden we vorige jaren al. Achtereenvolgens: Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge.
Het laatste uur laat de wind ons een beetje in de steek en zetten we de motor maar bij.

De Michiel de Ruyterhaven in Vlissingen binnenlopen is altijd spannend, want voor de haven staat een sterke stroom en kan het water zeer onrustig zijn. Bovendien is de ingang maar nauw en kort, meestal komen er ook nog een paar pilot-boten (die de pilot aan boord brengen bij grote schepen die de Westerschelde op willen van/naar Antwerpen) met hoge snelheid binnenvaren, tegeen weer extra golven geeft. En dan moet je nog maar afwachten of de havenmeester snel de brug komt openen
. Wij treffen vlak voor de haven heel gekke kruisgolven, het water klotst recht omhoog, maar de rest gaat goed. Na 11 uur varen liggen we hartje Vlissingen afgemeerd. Geen gastenvlaggetje meer in het want, in Nederland terug. Traditiegetrouw lekker uit eten bij Brasserie Evertsen, het haven(meester)restaurant met zicht op de Westerschelde; een imposant druk vaarwater met mammoet-containerschepen, tankers, bulkcarriers, sleepboten en een handjevol zeilers.

Dan komt Fleur nog een paar daagjes aan boord: heel gezellig! Eerst genieten we van het zomerse weer in Vlissingen en dan varen we door Walcheren, achter een binnenschipper aan, profiterend van de snelle opening van bruggen en met een korte stop bij ‘onze’ watersportwinkel in Middelburg, naar Veere. Wat is dit toch een wonderschoon stadje, nog steeds! Ga je daar nu zo’n lange reis voor maken, denk je dan even. Wel verbazingwekkend hoeveel toeristen er overdag zijn, nu in september nog en veel meer schepen in de haven dan we verwacht hadden. Uiteraard oma’s snoepwinkeltje niet overgeslagen.
Na een bezoekje per fiets aan Floor, gaat Fleur woensdagmiddag weer naar huis. Wij gaan alsnog buiten aan een klein steigertje in het Veerse Meer liggen, nadat we er eerst op de fiets zijn geweest om te peilen of het er wel diep genoeg is, want op de kaart staat 0,5 meter en dat zou te weinig zijn. Maar het valt mee: ruim een meter. We varen de boot er heen, en klimmen daarna over de dijk om een bezoekje aan Loes te brengen.
Dit is de laatste nacht van deze reis, dat we ergens buiten liggen, heerlijk rustig, uit de harde wind, in de natuur, zicht op de torens van Veere.

We hebben al een tijdje gezien dat we toch nog wat nasleep van de orkanen HelĂšne en Florence kunnen verwachten. Windkracht 10/11 op vrijdag en zondag. Hoe komen we thuis? Het venijn zit in de staart! We besluiten de eerste kans, donderdag, te pakken om naar Burghsluis te varen, want op zaterdag zou het weer wel weer anders kunnen zijn. Dat hebben we al zo vaak gezien, tĂłch nog een kleine windschift, waardoor ons plan weer moet worden aangepast. Met een pittige, vlagerige wind en Ă©Ă©n rif in het zeil over het Veerse Meer, dat vanwege de hoge bomen langs de zuidkant van zichzelf ook al zo vlagerig is. Overigens is het prachtig weer, schijnt de zon en is het niet koud.
Bij de Zandkreeksluis aangekomen horen we de sluiswachter net aankondigen dat “de technici eraan komen om de storing te verhelpen”: vandaar dat er zoveel schepen liggen! Die storing is gelukkig al snel voorbij, maar wij laten twee schuttingen voorbij gaan en wachten tot aan de andere kant, op de Oosterschelde, de stroom mee gaat lopen. Na de sluis zeilen we met dubbelrif, maar dat 2e rif gaat er al snel uit omdat de wind inzakt. Daarna trekt de wind toch weer aan, maar we laten het erbij. Bij de Zeelandbrug moeten we wachten, samen met drie grote platbodems; we varen laverend en kris kras door elkaar voor de brug tot ie open gaat. Niet zo eenvoudig in die vlagerige wind! Daarna rest ons de vertrouwde bocht om de Roggenplaat, die al aan t droogvallen is met de gebruikelijke hoeveelheid vogels er op en vissersstokken(netten) er omheen, naar Burghsluis! Op tijd voor de storm en op tijd voor de mosselavond van onze havenvereniging op zaterdag.

Hier liggen we nu in de razende storm, het sist en fluit, windkracht 10, ons blog af te maken en ons logboek te analyseren op een paar markante reisgegevens, zoals o.a.:

  • Totale tocht: 1612 nM
  • 123 dagen aan boord, waarvan 58 vaardagen en slechts 5 verwaaidagen en 3 reparatiedagen
  • Vaartochten: 15 x < 10 nM, 14 x 10-20 nM, 13 x 20-30 nM, 7 x 30-50 nM en 5 x > 50 nM
  • 2 nachtvaartochten: Boulogne - Cherbourg 162 nM en St Peterport - l’Aber Wrac’h 111 nM
  • Wind: 43 dagen t/m 3 bft, 45x 4 bft, 25x 5 bft, 5 x 6 bft en 5 x 7 bft of meer.
  • Weer: 58 dagen zon, 34 x zon + wolk, 8x bewolkt, 13x regen, 3x onweer en 7x (ochtend)mist
  • Dieselverbruik: 300 liter, op 200 motoruren (waarvan 25% in/uit havens); (1,5 l/motoruur)
  • 57 ligplaatsen, waarvan 31x op een eiland (10 x op anker, 11 x aan mooring; 3x droogvallend)

  • De mooiste haven: Sauzon op Belle Ile – je ligt er aan moorings “for and aft” Ăšn valt er droog.
  • Het meest bijzondere eiland: Sark - ankeren onder de hoge kust, Robinson-CrusoĂ«-pad om aan land en naar boven te komen en de 100-jaar-terugervaring boven op het eiland.
  • De mooiste droogvalplek: Ars-en-RĂ© - op ‘n mooie zandplaat en meegenomen in het enthousiastme van enkele Fransen voor “pĂȘche a pied”.

Dit is dan het besluit van het verslag van een een prachtige, lange zeilreis,
waarin we héél véél gezien en beleefd hebben, veel nieuwe zeilervaringen hebben opgedaan, toch nog teveel uren moesten motoren naar ons zin, talloze mooie fiets- of wandelddagen maakten, genoten hebben van de natuur, ontdekt hebben dat het warme klimaat ons goed beviel


. en ga zo maar door


Voldaan!

Laatste blogspreuk uit de spreukenpot van Lars en Rens:

“De meest simpele dingen brengen het meeste geluk “ (Izabella Scorupco)

We zijn nog op reis!

3/9 Alderney – Cherbourg: 25 nM, 5 uur. NO 3à4 Bft, zon. Gezeild
4/9 Cherbourg - St Vaast: 30 nM, 5 Âœ uur. NO 3Ă 4 Bft, half bewolkt. 1e stukje motor bij / gezeild.
6/9 St Vaast – FĂ©camp: 65nM, 12 uur. N-NW 3Ă 4 Bft, eerste uren motor bij/ gezeild. Zon.
8/9 FĂ©camp – St. Valerie en Caux: 17 nM, 2 Ÿ uur. ZW 2-3 Bft gezeild. Zon met wat bewolking.
9/9 St. Valerie en Caux – Dieppe: 17 nM: 3 uur. ZW 2-3 Bft gezeild. Zon.
10/9 Dieppe – Boulogne sur Mer: 55 nM, 7 Âœ uur. W 3-4 Bft later 5 . eerste twee uur geen wind/motor. Verder gezeild. Half bewolkt. Eerst grijs, later zon.

Partir c’est mourir un peu. We lieten Bretagne al achter ons, vertrekken nu van het mooie Alderney, en laten dus ook de Kanaaleilanden achter ons
. Gaan we al naar huis, of zijn we nog onderweg?
Het laatste! Er is nog wel tijd voor een paar mooie plekjes in de Seinebaai en in de Sommebaai.

We hebben lang gewikt en gewogen wat na Alderney het eerstvolgende reisdoel moest worden. Je kunt namelijk bij goede omstandigheden wel in één tij doorvaren naar St. Vaast, om de hoek na Cherbourg. Maar we hebben die gunstigste omstandigheden niet echt: het is neap, dwz niet al te sterke stroom mee; de wind is vrij zwak Ún schuin tégen de stroom. Wat zou dat met de zee doen? We besluiten het stuk maar in tweeën te knippen, dan kunnen we tenminste zeilen en hoeven we de motor niet bij te zetten om het tij te halen. En dat bevalt goed! Eerst naar Cherbourg, welke plaats we net als op de heenweg alleen maar als een tijstop gebruiken. Dan naar St Vaast.
Inderdaad ‘maar’ max 4 Ă  5 knopen stroom (en geen 10!) en niet al te veel stroomrafelingen. Vanaf Alderney ten noorden van de echte Alderney-race langs en een beetje onrustig water bij Cap de la Hague. Het eerste stuk nĂĄ Cherbourg wel wat bijgemotord en de stroomrafelingen komen we eerder tegen, dan we op de kaart dachten te zien. Maar het is goed te doen. De hoek om bij Pointe Barfleur, twee vuurtorens, waarvan Ă©Ă©n hele lange, waar we vanwege overfalls ruim omheen varen, en dan met ruime wind naar St Vaast. Dit is een levendige vissersplaats. De haveningang en een groot deel van de baai, vallen droog tussen 2 Âœ uur voor tot 2 Âœ uur na laag water. Die tijd zitten we opgesloten achter de sluis. In die periode zien we overal rondom de haven oesterbeddden tevoorschijn komen en weer onderwater gaan; grote bedrijvigheid met tractortjes er tussen zodra en zolang het kan. Ook vaart en rijdt er een te gek amfibivoertuig - boot met wielen - dagjesmensen naar het piepkleine eilandje Tahitou aan de overkant.
Eerst denken we drie nachten in St Vaast te blijven, maar dat wordt in de war gebracht door een verandering in het weer, waardoor we na twee nachten alweer verder gaan, omdat de wind die dag beter is dan op de volgende dag. Een fietstocht naar Barfleur schiet er daardoor bij in, maar zo gaat dat nu eenmaal.

We steken de Seinebaai over naar FĂ©camp en deze baai is zo groot dat je een hele poos geen kust ziet. Onderweg krijgen we twee keer bezoek van een groepje dolfijnen, ze maken synchroon een prachtige buiteling. En dan zijn ze alweer verdwenen. Als tenslotte le Havre in beeld komt, zie je ook vanaf daar de typische hoge Normandische kust, die tot voorbij Dieppe zo blijft: een witte muur van kalkrotsen recht omhoog vanaf het strand, met bij laag water een vlak breed kiezelstrand ervoor (zoals ook aan de Engelse ZO-kust en bij Dover). Om de zoveel kilometer is er een groen begroeide plooi naar beneden lopend, waar een dorpje ligt, en een riviertje in zee stroomt. In zo’n ‘fallaise’ ligt ook FĂ©camp. Een aardig, echt frans stadje tegen de Ă©ne kant gebouwd (zuidkant) en aan de andere kant een hoge groene heuvel met een kapelletje er bovenop, dat al eeuwen waakt over in- en uitvarende zeelui.

Om het gevoel van op-reis-zijn vast te houden, gaan we nu met kleinere stappen verder; dat komt ook goed uit bij weer en tij: ‘s-morgens is de stroom mee, de wind niet al te sterk, maar in een ochtendje zeilen kunnen we St Valerie en Caux en daarna Dieppe bereiken; smiddags is er dan tijd voor aan de wal.
De ingang van St Valerie en Caux ligt tussen een hele smalle plooi, je vaart tussen de hoge falaises naar binnen en na half tij loopt de voorhaven geheel leeg; wij dus weer achter de sluis! Er staan nog een paar fraaie vakwerkhuizen langs de kade. Een middag is genoeg om het plaatsje te verkennen.
In Dieppe zijn we net als in FĂ©camp al eerder geweest (zeiltocht 2011 met M&G op de Low Land Lady), toch is het leuk om er weer rond te lopen. De stadshaven van Dieppe is een vierkante ‘bak’, met langs de kade prachtige stadshuizen, 3-4 hoog en volop terrassen. Er zijn veel mensen op de been. Op de brede boulevard is namelijk een vliegerfestijn gaande, met professionele shows en op het strand vele kinderen, die ook hun mooiste vlieger op laten. Een feest om naar te kijken op deze zonnige dag.
We willen het liefst nog naar Valery-sur-Somme, dat is halverwege de route naar Boulogne; en deze zandbaai wordt ons al jaren aanbevolen om naar toe te gaan, zeker met ons (droogval)schip. Maar het komt nu met het tij erg ongunstig uit. Je kunt er alleen met Hoog Water in of uit en dat valt nu op de middag. We kunnen er wel inkomen, maar voorlopig niet uit omdat het HW dan zo laat op de dag is, dat er niet meer bij daglicht een tocht naar Boulogne is te maken. Het wordt al vroeg donker en de nachten zijn erg lang, dus we houden het liever bij (over)dagtochten. Ook Treport, een ander droogvalhaventje, valt om deze reden af.

Vanuit Dieppe varen we dus in Ă©Ă©n keer naar Boulogne; het begint grijs en zonder wind, maar in de loop van de dag wordt dat steeds beter tot zelfs een forse ‘klotsbak’ voor de Rade van Boulogne: we rollen het voorzeil in, maken een gijp en gaan naar links en rechts zwaaiend op de kruisgolven langs de pier. Daarbinnen is het meteen rustig en varen we veilig de haven in, die net als op de heenweg maar weinig bezoekende schepen heeft. Het lijkt hier een verlopen boel, de oude veerboot steigers liggen er nog steeds werkeloos bij; de havengebouwen zijn nu van de universiteit. Maar de kleine vissers die elke morgen hun vangst hier op de kade verkopen gaat het goed; er zijn verder ook geen viswinkels in de stad te vinden. En op een rentochtje ziet Aad dat ook de grote visserij in de commerciĂ«le haven volop in bedrijf is. Ook volop Nederlandse vrachtwagens die hier de oesters halen!
In Boulogne liggen we vervolgens drie dagen verwaaid (een dag veel wind, een dag nog onrustige zee en een dag te weinig en tegen-wind) en dat geeft ruimte voor gesprekjes met andere zeilers en meer: We bekijken de oude ommuurde stad (ook in 2011 gedaan, opnieuw leuk); zien in de crypte onder de kerk - de Notre Dame - de vele fresco’s die bewaard zijn gebleven; gaan lekker uit eten in een huiskamerrestaurantje; brengen een avondje door aan boord van zeiljacht Spindrift en wisselen zeilverhalen uit; en gaan met de bus naar Wimereux (de volgende kustplaats), waar veel mooie artdeco achtige huizen zijn te zien en waar strandhuisjes notabene op de boulevĂĄrd! staan; vervolgens lopen we de GR120 terug naar Boulogne over de hoge kust met uitzicht op een bijna vlakke zee. Daarnaast weer het nodige rekenwerk voor het volgende traject. Het weer is wisselend, soms wat meer wind, dan weer weinig. Het juiste tij komt elke dag een uurtje later, en de tijd om overdag in Ă©Ă©n keer naar Duinkerken te gaan wordt steeds krapper.

Vandaag met 4-5 Bft (vlagen 6) de laatste tocht door de franse zeewateren naar Duinkerken.
Maar nee
.. als we willen vertrekken begint de motor vreemd te trillen en heeft geen power. Met enige moeite weet Aad de boot weer naar de steiger terug te manoevreren. De motor loopt goed, de schroefas draait. We denken iets in de schroef. Aad gaat zelf te water om te kijken, maar in het viez,e stinkende water van deze haven (ook wel ‘eau de Boulogne’ genoemd) kan hij geen hand voor ogen zien. Dus een duiker laten komen en inderdaad, die haalt een zeer groot stuk plastic van de schroef. Kost ons € 100,=. Inmiddels is het goede tij voorbij.

Morgen een nieuwe poging naar Duinkerken, en dan komt België in zicht!

Blogspreuk van de dag: Lieve opa, ik hoop dat de zon schijnt vandaag (Lars) en dat de windkracht goed is (Rens).


NB. De foto’s komen morgen, hoop ik, uploaden lukte nu niet.

Kanaaleilanden

23/8 Ile de BrĂ©hat - Jersey (St Helier): 40 nM, 8 Âœ uur. ZW 3-4 bft, zeilen en motorsailen, bewolkt.
28/8 Jersey - Sark: 22,6 nM, 3 Âœ uur. Z 1Ă 2 bft, zon. motor.
30/8 Sark - Guernsey: 10 nM, 2 Œ . N(O) 3 bft regen/bewolkt, gezeild.
31/8 Guernsey - Alderney: 23 nM 4 œ uur. NW 2 bft, zon, motor.

Met nog drie engelse kanaaleilanden voor de boeg, varen we naar het noorden.
Een groter overgang dan die van Ile de Bréhat, naar St Helier op Jersey, kun je haast niet hebben. Na het ankeren in de prachtige natuur van Bréhat, heeft St. Helier maar een verschrikkelijk lelijke stadshaven. Dat is slikken!! Lagen we nog maar op anker. Maar goed, we doen het er mee want we willen Jersey zien. De overtocht van Ile de Brehat naar Jersey was trouwens best een lange, met net iets te weinig wind en een lastige koers met zijstroom. Over de techniek van dwarsstroomvaren op zee valt voor ons nog wel wat te leren, dus daarover praten we later met deze of gene zeilvriend/vriendin graag nog eens door.
Jersey is te groot om ‘even’ rond te wandelen of fietsen, we nemen de bus. Het busstation is vlak naast de haven, dat is wel weer handig. Op een dagkaart eerst Ă©Ă©n naar de westkant en daarna Ă©Ă©n naar de oostkust. Een glooiend landschap met in het westen heel veel huizen en typisch engelse dorpjes. Een lang surfstrand aan de westkant. Het oosten en noorden is veel minder druk bewoond, een lieflijk glooiend landelijk gebied. Onderweg stappen we bij verschillende plaatsen uit, ook om de droogvalhaventjes te bekijken waarnaar we misschien kunnen verhuizen: de leukste lijkt ons Gorey aan de oostkant. In een mooie zandstrandbaai, een gezellig dorp langs de havenkom met hoge kade (9 meter verval) en een kasteel boven op de hoge landtong die de plek aan de noordkant tegen de wind beschermt. We treffen de havenmeester en horen hoe het hier werkt. Je kunt vooraan in de haven aan moorings liggen en ĂĄlles valt droog zo rond half tij. Op dat moment denken we er de volgende dag heen te gaan, maar dat verandert als we ‘thuiskomen’: de nieuwste weersverwachtigen hebben het over twee dagen harde wind uit het zuiden, mogelijk ZZO en dan lig je niet meer goed in Gorey. Het blijkt zelfs een storm te worden, en dan zijn we toch weer tevreden met de veilige haven.
De stad St. Helier zelf is heel druk met teveel auto’s, met de bus stonden we een hele poos vast. Maar het centrum daarentegen is wel heel leuk: een ‘Londen in het klein’ met Charing Cross, Higstreet, Queenstreet etcetera. Met een super-wandeling, veel up and down, langs de veel hogere noordkust, deels bebost en met veel steile met varens begroeide hellingen langs zee, sluiten we onze verkenning van Jersey af.

Het weer is tot bedaren gekomen, er is zelfs bijna geen wind meer, we motoren dus naar Sark.
Onderweg kijken we nĂłg een keer van welke kant we de wind kunnen verwachten en dat is maar goed ook, een kleine windshift; we besluiten alsnog niet naar de ankerbaai aan de westkant, maar naar die aan de zuidkant te varen. Van verre zien we dat er al een paar boten liggen, in Bixcart bay, maar het is niet druk. Een hoge groene kust, wit zandstrandje. Als ik bezig ben met het voorbereiden van ‘t ankeren en op mijn knieĂ«n op het voordek zit, zie ik rechts langs de boot ineens een groot wit ding in het water: een dolfijn en geen kleintje! Hij?zij blijft jammer genoeg maar even, gelukkig ziet Aad ‘m ook nog net en dan iets verderop nog een duik boven het water en weg is ie. Een dag later horen we op radio BBC-Jersey toevallig dat een vrouw gebeten is door een dolfijn, dezelfde?
We ankeren halftij op ca 6 meter water, er kan nog ruim vier bijkomen bij vloed en we steken dus 30! meter ankerketting. Een uurtje later, als een grote motorboort vertrekt, kunnen we verplaatsen naar een mooier plekje, dichterbij het strand. Dit is echt heel fantastisch, in een baaitje ankeren en tegen een hoge groene wand opkijken. Is het tachtig meter hoog of honderd? Wat ben je dan ineens klein!
Zodra we gezien hebben dat het ook bij laag water goed gaat, dat er geen stenen enzo liggen, gaan we met de bijboot naar de kant. Bijboot met wieltjes hoog en droog op het strand trekken en op ontdekkingstocht! Of we Robinson CrusoĂ« zijn
.door een verwilderd (eiken)bos, over een smal kronkelend paadje, beekje er langs, klimmen we langzaam omhoog naar het dorp. Bovengekomen bevinden we ons in een sfeer van 100 jaar geleden, het doet Aad denken aan de afgelegen plek waar zijn opa en oma woonden. Boerenlandschap, zandwegen, werkpaarden, vervoer op de fiets of een kar, en enkele tractoren. Mooie naar elkaar toe gegroeide eiken als boog over de wegen. Een dorp met een kerk en een bezoekerscentrumpje, met informatie over natuur(behoud); en heel wat verlopen vakantiehuizen. We vragen ons af of er hier nog wel wat verdiend wordt, het lijkt vergane glorie, ook op ‘t ‘sjieke’ Jersey hadden we soms al dat idee.
s’-Avonds nog lang in de kuip gezeten op deze wonderschone plek, licht wiegend op een beetje deining.

We hebben gezien dat er vlak boven onze baai een hotel moet zijn, daar is vast koffie met wifi. Daar gaan we heen voor de broodnodige weersverwachtingen voor de verdere tochtplanning. We gebruiken ook G4 op onze telefoon wel, maar op het grotere scherm van onze tablet (dit jaar nog zonder simkaartje) is het veel overzichtelijker.
In de zonnige tuin bij ‘t zwembad van het hotel drinken we een heel lang kopje uitstekende cappucino. En maken daarna nog een langere wandeling over het eiland.
Het eiland wordt nog steeds bestuurd door een soort zelfbestuur van 40 vertegenwoordigers van de verschillende deelgebieden van het eiland, met aan het hoofd een Seigneur (Lord). Deze werkt en woont in een prachtig kasteel/landhuis van grijze stenen/graniet gebouwd, leistenen dakbedekking, met toren en versierde schoorstenen: De Seigneurie. We bezoeken de bijzonder mooie bloementuin erbij.

Teruggekomen op de boot zien we dat de aantrekkende westenwind meer gevolgen heeft in onze op het zuid-zuid-oostengerichte baai dan we gedacht hadden, er staat namelijk een branding waar we de bijboot echt doorheen moeten zien te duwen. Een motorboot, waarvan we wisten dat ie nog zou blijven, vertrekt ineens; we weten niet waarom, het laat zich uiteindelijk wel raden. De masten van de boten slaan steeds meer uit, weerszijden tot 20/30 graden slagzij! Wij blijven, maar het valt niet mee om nog te koken en af te wassen. We gebruiken alle antslip-placemats die we hebben om een glaasje met iets erin neer te kunnen zetten, de borden op hun plaats te houden, etc, maar ook dat is niet ‘stormvast’. Soms is het even stil, maar dan komt er weer een nieuwe serie golven die de boot heen en weer laat rollen. Het wordt al vroeg donker en ‘t goede moment in het tij is al voorbij, alsnog vertrekken is geen optie. Wonder boven wonder slapen we er nog vrij goed op. Sark is in alle opzichten een bijzondere belevenis!

De volgende ochtend is de deining minder, maar het lijkt ons toch beter om te vertrekken naar Peter Port op Guernsey om vandaar het goede moment voor vertrek naar Alderney te timen. Het is een tochtje van twee uur, met een misrekening van een halfuurtje door stroom tegen bij vertrek.
In Peter Port kennen we de weg. We doen boodschappen, halen gas en een nieuwe drukregelaar bij de boatshop. En het allerleukste is het gesprek met de havenmeester, die al gauw zijn collega, de coastguard, erbij haalt: Er komt een grote Admirality chart van Alderney tevoorschijn, waarop alle mogelijke route’s en doorsteken ingetekend staan en al pratend wordt ons duidelijk dat we met de weersomstandigheden van de volgende dag het beste langs de westkant, door de ‘gevaarlijke’ Swinge, naar Braye, de haven van Alderney kunnen varen. Fijn om met deze aardige mensen, die hun locale kennis graag delen, erover te kunnen praten.
Weliswaar op de motor, maar het wordt een heel mooie tocht. Drie tot vier knopen stroom mee. We gaan iets te hard. We nemen nog een poosje gas terug om echt er op het juiste moment te zijn, maar dat blijkt niet nodig, het water is zĂł rustig op de plek waar het ook wel met 12 knopen razen kan! Swingend langs de westkant van Alderny, langs les Etacs, rotsen met wel 5000 broedparen Jan van Genten, en tussen verschillende, vandaag bescheiden, stroomrafelingen en overfalls door.

Alderney, het mooiste, het meest engelse eiland wordt gezegd. De voorhaven bestaat alleen uit een lange hoge breakwater-kade aan de westkant, aan de oostkant een eht zandstrand. Het noorden is open naar zee. Er liggen vele visitormoorings en er zijn ook heel wat bezet. We kiezen er Ă©Ă©n uit met goed zicht op en dichtbij de binnenhaven; het dorp St Anne ligt een stuk hoger, tegen de helling aan, een half uurtje lopen. En ja, het dorp is wel echt typisch engels; we drinken er thee met zelfgemaakte cake’s (van verschillende kanten aanbevolen) in de smalle tuin achter het huisje van de mevrouw die ook een bed&breakfast heeft. We lopen door haar keuken naar de tuin. Wel speciaal en de thee/koffie met cake en scone smaken heerlijk.

Je kunt bij het havenhotel electrische fietsen huren, maar dat lijkt ons helemaal niks, dus we roeien met onze fietsjes mee in de dinghy naar de kant; om vervolgens het hele eiland rond te fietsen. De Atlantische kant is weer zoals alle eilanden, ruig en leeg. Daar ligt alleen het vliegveld. De oostelijke kant is meer bewoond en vriendelijk engels/frans heuvellandschap. Er is rondom het hele eiland eigenlijk geen plekje onbenut gelaten om er van de middeleeuwen via midden vorige eeuw tot in WOII kastelen, danwel verdedigingswerken te bouwen. De vertelgrage havenmeester kondigde bij onze aankomst ook al aan dat er veel ‘architectuur’ op het eiland te vinden is (van Vauban tot bunkers WOII)! Hmm
 niet allemaal even leuk om naar te kijken.
De laatse dag is het nog heerlijk weer om op het strandje te zijn, te lunchen en te zwemmen in zee.
We hadden deze dag eigenlijk al willen vertrekken naar Cherbourg / St Vaast, maar ‘s ochtends bleek dat er de volgende dag veel betere wind is.

Zo hebben we alle (engelse) Kanaaleilanden van de bucketlist af kunnen strepen, alleen het franse Chaussey staat er nog op.

Blogspreuk van de dag: “To handle yourself, use your head; to handle others, use your heart. (Eleanor Roosevelt)

NB:
We zijn intussen al een eind verder gekomen:
3/9 Alderney - Cherbourg 25 nM
4/9 Cherbourg - St Vaast 30 nM
6/9 St Vaast - FĂ©camp 65nM
.... Op het bijbehorende verhaal zul je nog even moeten wachten!

Noord Bretagne

We zijn zĂł bezig met varen, stroom en tij rekenen, wel of niet ergens droogvallen, mooie dingen en natuur zien, wandelen, fietsen, dat ik maar niet aan blog schrijven toekom. We liggen al in Jersey en inmiddels ook verwaaid! Binnen is het lekker warm, maar buiten loeit en giert de wind om de masten en stagen. De boot ligt te schudden. Nu maak ik dan eindelijk het verhaal over Noord Bretagne; het verhaal over de Kanaaleilanden komt als we Alderney voorbij zijn.

13/8 l’Aber Ildut - l’Aber Benoit: 19 nM, 3 Âœ uur. NW 2-3 , gezeild, wolken en zon.
14/8 l’Aber Benoit - Roscoff: 35 nM, 5 uur (dankzij 2à 3 kts stroom mee). W 2-3 bft. mot/mist/regen, motorsailen.
18/8 Roscoff - Ploumanac’h: 22 NM, 4 Âœ uur. NW 2 tot 3 bft, bewolkt later zon. Motor.
20/8 Ploumanac’h - Port Blanc: 9 nM, 1 Ÿ uur. NW2. Motregen, mist. Motor.
21/8 Port Blanc - La Corderie (Ile de BrĂ©hat): 19 nM, 3 Ÿ uur. W 1 bft. Motor. Bewolkt en zon.

We hebben in l’Aber Ildut heerlijk nog een dagje nagenoten van de tocht naar en over üle Ouessant en de dagen daarvoor. Getwijfeld of we nog naar üle de Molùne, ten oosten van Ouessant, zouden gaan. Op de veerboot kregen we van een aardige zeiler nog een paar extra tips van mooie ankerplekjes op nóg kleinere eilandjes, daar in de buurt. Klinkt allemaal zo mooi en eenvoudig. Alleen, dan moeten we wel eerst wachten op rustig, stabiel weer
: een volgend keer dan maar; dan willen we ook wel terug naar Ile de Sein. Ouessant hoeft minder, je ligt er zo vaak in de deining, weten we nu.
We maken nog een mooie wandeling rond Ildut, door de verschillende gehuchtjes waar het dorp uit bestaat en langs de kust. De oude huizen zijn gebouwd van keien uit de rivier. Dat is hier vroeger een belangrijke industie/handel geweest: stenen uit de rivier, die al dan niet gepolijst verkocht werden (o.a. aan Paris voor monument Place Pigalle).

Varen langs Noord Bretagne is varen met stevige stroom, dus zes uur met stroom mee en dan stoppen. Zo ook deze tocht, de hoek om naar l’Aber Benoit: we hebben het goed uitgerekend, komen netjes met opkomend water aan in de volgende rivier. Toch worden we onderweg, ondanks wind en tij in de zelfde richting, het is wel springtij, een paar keer verrast door vreemde kruisgolven, woelig water
 en dat met zó rustig weer.
Deze rivier heeft een brede ingang met strandjes en zoals zo vaak midden op de rivier bezaaid met meerboeien. Mooie groene glooiende kust eromheen met een dorpje en vrijliggende, fraaie (2e?) huizen. We varen een stukje door om te zien welke plek we het mooiste vinden. De havenmeesteres heeft ons al gespot en komt ons achterop. We mogen elke witte mooring nemen die we willen, maar niet ankeren
 en of we meteen even willen batalen! Het blijkt dat er weinig plekken zijn om aan land te gaan, omdat we midden tussen de oesterbedden liggen; en dat zien we de volgende morgen pas goed. We gebruiken deze plek dus alleen als tijstop. De volgende dag met laag water weer uitgevaren, om oostwaarts stroom mee te hebben. De brede invaart is ineens zo breed niet meer. Nu (bij Aber Ildut was dat ook al zo), zien we pas goed tussen welke rotspartijen (met hoog water: ónder water) we naar binnen gevaren zijn.

Er is wat motregen, en nauwelijks wind dus de motor staat aan. De stroom loopt 3 knopen mee: de GPS geeft daardoor 3 knopen voortgang meer aan dan het log , dat de voortgang door het water meet! Daarom noteren we van nu af aan de door de satelliet gemeten afstanden in het scheepslogboek (dat we iedere avond bijhouden).
Het weer begint minder te worden: temperaturen rond de 20°, ochtendmist, danwel motregen; de zomer lijkt voorbij, maar als de zon de kans krijgt, vaak ‘s-middags, is het toch nog steeds wel zomers!

Als we bij Roscoff en Ile de Batz aankomen, is het nogal mistig en laat op de dag. Hier in de oude haven of op het eiland droogvallen zien we op dit moment dan ook niet zo zitten; we gaan naar de ‘nieuwe’, luxe marina, om morgen rustig verder te kijken. Roscoff heeft een heel mooi oud, middeleeuws ogend binnenstadje, maar er omheen is het niet bijzonder. De grote havenkommen vallen mooi plat droog, maar we vinden het er rommelig, vervuild en niet aantrekkelijk genoeg. Het is wel apart en indrukwekkend hoĂ©veel er rond Roscoff droogvalt: hele baaien en bijna tot het eiland Ile de Batz er tegenover aan toe; er blijft maar een heel smalle geul over. Over droogvallen in de haven van Ile de Batz hebben we flink gewikt en gewogen, maar uiteindelijk valt dit af, omdat het met het huidige tij niet goed uit komt en ons daardoor teveel dagen zou kosten. We nemen dus het pontje naar Batz en maken weer een mooie wandeling: kaal eiland, ruig, lage begroeiing, een vuurtoren (beklommen voor het uitzicht), een beetje eigen lanbouw, een paar hele mooie zandstranden, een hele leuke backpackerscamping (Vlieland-achtig), Ă©Ă©n klein dorpje, qua toerisme vrij rustig. In de haven kun je tussen wat rotsen en stenen inderdaad best droogvallen, hebben we nu met eigen ogen gezien, weten ook waar precies, maar niet nu dus.

We vervolgen de tocht naar het oosten - na de broodnodige fouragering weer gedaan te hebben - naar Ploumanac’h. Zelfde beeld: weinig wind, mist/motregen, ‘s middags opklaringen. Hier belanden we in de “Cîte de Granit Rose”. Alleen de entree van de haven al, overal tientalmetershoge stapels grote afgeronde roze stenen. Wat bijzonder en indrukwekkend. Het roept beelden op als : de man met de pet, schilpad op de rots, of wankel evenwicht
.
De havenkom (met dorp er omheen) is vol met met bootjes aan zg. voor- en achterboeien en de havenmeester wijst ons een mooie plek, in de rij van zeilboten. Er is een drempel voor de haven, wij vallen daardoor niet droog, maar de randen van de havenkom wel. Bij laag water kunnen we nog net het laagste puntje van de langste ‘ramp’ bereiken om met de dinghy aan wal te gaan. Het dorp blijkt nogal toeristisch, maar er is dan ook wel een spectaculaire rotskust te zien, waar iedereen op af komt. Verder zonder gewone winkel-voorzieningen, zelfs geen bakker. Wij lopen de roze kustroute tot Perros Guirec, de volgende havenplaats/stad en gaan met de bus terug. In die bus treffen we zeilers van twee boten achter ons, Fransen, die hier al jaren varen en ons heel wat tips te geven hebben, waarvoor we bij hen aan boord uitgenodigd worden! Leuk, dat gebeurt niet zo gauw. Met de kaart erbij en engels en frans doorelkaar sprekend horen we veel. (Dat frans van ons
. Tja wat een moeilijke taal toch, het gaat wel steeds een beetje beter, maar soms verval je dan weer in engels en weet je je franse woorden niet meer te vinden).

Hoewel we voor deining gewaarschuwd zijn, varen we toch naar de havenbaai Port Blanc, in de pilot aangeraden als mooie baai voor een tijstop. En zo is het ook. Wij liggen er Ă©Ă©n nacht, rollend op de deining, en tĂłch geslapen. Het gehucht stelt niets voor, daarvoor hoef je niet te blijven. Veel bedrijvigheid van een grote zeilschool: optimisten, lasers, catamarans : een kleurig gezicht. Qua natuur: een hele ruime baai met rondom rotsen en riffen, die een natuurlijke haven vormen. Bij hoog water niet meer geheel ‘waterdicht’, waardoor die deining binnengolft!

Dan verder naar Ile de Bréhat, voor het eerst sinds dagen zonder mist, maar nog steeds geen wind. We kloppen het af, maar ons ijzeren zeil doet het gelukkig goed! Motoren dus.
Hier willen we dan echt ankeren en droogvallen, liefst in ‘La Corderie’. Een diepe inham aan de westkant, die zeer beschut is. En jawel het lukt. Een fransman die tegelijkertijd met ons binnenvaart en eerst bezorgd is dat we aan zijn prive mooring wil gaan liggen, wijst ons waar we ongeveer kunnen ankeren. Het water zal eerst nog hoger worden, dus we kunnen nog wel even van boord; tegen de tijd dat we droogvallen, willen we natuurlijk wel aan boord zijn.
We verkennen het zuidelijk deel van Ăźle de Brehat (we zijn er ooit eens een dagje geweest tijdens een kampeervakantie met de kinderen, maar weten daar bijna niets meer van). Het is behoorlijk dicht bebouwd met ommuurde of achter hagen verscholen luxe huizen, grote en kleinere. Een kleurrijke bloemenpracht alom, mediterraan, palm- en eucalyptusbomen en van die grote grove dennen die je aan de Middellandse zee ziet. Er is zelfs een boomkwekerij om al dat moois op peil te kunnen houden.
We zijn niet de enigen die daar rondlopen en op het dorpsplein vol terrasjes wordt dat helemĂĄal duidelijk. Het dagtoerisme is alles overspoelend, zonde van dit mooie eiland. Na vijf uur zien we ferries af en aan gaan om iedereen weer naar de vaste wal te brengen; daarna keert de rust weer en wordt het pas echt mooi.

Een uurtje voor droogvaltijd, zien we toch nog een paar dikke stenen met wieren eraan te dicht bij de boot liggen. Een tweede fransman weet nog preciezer waar we wel of niet veilig kunnen droogvallen. We verleggen de boot dus een meter of tien; anker op en anker neer. Als het water dan zakt, de boot de zandgrond raakt, het laatste water kabbelend wegstroomt, en de avond valt, dan wordt de natuur helemaal 
 stil! Dat is het mooie van droogvallen.

Op een tweede wandeling zien we het veel ruigere noordelijk deel van Ăźle de BrĂ©hat (eigenlijk zijn het twee eilanden, slechts verbonden door een natuurlijke dam). Geen palmbomen hier, maar gewone weilanden met een handjevol koeien, of verlaten verwilderde weilanden; en verspreid enkele groepjes huizen, eenvoudig maar wel ommuurd. Op de noordkust alleen nog de kruipende, paars en geel bloeiende begroeiing zoals op alle eilanden aan de open-zee-kant. En een spoor van ‘Granit Rose’ aan de noordoostpunt bij de vuurtoren. In een cafĂ©-tuin drinken we koffie: vanuit een half open schuur verkoopt een enthousiaste vrouw haar crĂȘpes (die ze ter plekke bakt) en drankjes; je neemt het zelf mee naar een picknickbank ergens in haar grote bloementuin. Dat is alles. Eenvoudig en lekker buiten.
Ook hier op Ăźle de BĂ©hat is het op z’n mooist en indrukwekkendst bij laag water: wat er al niet aan rotsmassa’s verstopt zat, en tot zĂłver de zee in, grillig en grimmig!

We zouden nog wel een dagje langer willen blijven, maar het weer daagt ons uit. Morgen kunnen we uitvaren, maar de dag erna waait het te hard. Dus we gaan Bretagne verlaten en zien of het ons lukt - na Guernsey op de heenweg - méér te zien van de Kanaaleilanden. Nog ankeren bij Sark of Alderney? Of zelfs droogvallen op Jersey? De wind zal het zeggen.

Blogspreuk van de dag: Everything has beauty, but not everyone can see.(Confucius)

Vier toppers en veel schakelen

3/8 Port Louis (LoriĂ«nt) – DoĂ«lan: 15 nM, 3 uur. NO 2 bft. Zon 30° . Motor.
4/8 DoĂ«lan – Iles de Glenan : 18 nM, 4 uur. NO2(-3) Bft, Zon 26°. 1 uur gezeild.
5/8 Iles de Glenan – Ile de Sein: 46 nM, 9 Âœ uur, WNW 1-2 bft. Zon 22°. motor.
6/8 Iles de Sein – Camaret sur Mer: 22 nM, 5 uur, NNW 3-4 bft, zon 23°. Gezeild.
10/8 Camaret sur Mer – Aber l’Ildut: 20 Nm, 4 uur, WZW 4-5 bft met vlagen. Half bewolkt 18°. Gezeild, en deels met hulp van de motor.

Dat DoĂ«lan een aanrader is, wordt ons meteen duidelijk. Het ligt aan een kleine zeearm die tussen de groene, deels beboste heuvels door naar binnen leidt. Er zijn aan beide kanten kade’s. Alleen aan de westkant beschermd door een dam als golfbreker. Je kunt nauwelijks van een haven spreken. Op de bakboordwal de rode vuurtoren en op stuurboordwal de groene, daartussen een paar stevige vissersboten aan moorings en heel veel kleine bootjes, ook aan moorings, tot achterin aan toe. Voor zeiljachten zijn direct achter de dam 8 plaatsen, waar je je voor en achter aan boeien vast moet leggen. Gaat bijna mis, omdat we eerst voor vastmaken, terwijl de (eb)stroom vanachter komt, maar we gaan niet dwars omdat Aad met de pikhaak de lijn tussen de beide boeien nog net kan grijpen. Wat een idyllische plek. Het is heel warm. Omdat we er voor de middag al zijn, kunnen we smiddags een rondje door het dorp en langs de ‘haven’ lopen (oh, eigenlijk te warm). Met bijbootje naar de kant geroeid. Op de kade wordt vis verkocht, de mensen staan in een rij; er staat ook een rij voor de lege viskraam waarvan de visser nog niet gearriveerd is! Dat gaat zo door, telkens een nieuwe rij voor nieuwe binnenkomende vis. Het wordt intussen helemaal eb en de haven wordt steeds schilderachtiger; sommige bootjes vallen scheef, anderen blijven net drijven. EĂ©n restaurantje aan onze oever en een paar aan de overkant. Voor de avond is het restaurantje al complĂȘt. Jammer, maar de laatste visser heeft nog mosselen, dus eten we die aan boord, ook leuk, vooral vanwege het schitterende uitzicht.

Tweede topper: Ăźles de Glenan, waar iedereen over spreekt als de Scillies van Frankrijk. De archipel bestaat uit een aantal kleine eilanden en daaromheen een mijnenveld van rotsen boven of onder water met allerlei bakens en vuurtorentjes erop als waarschuwing, heel bijzonder. Wel 10 x 20 km2 groot. Nauwelijks begroeiing op de eilanden, een paar vakantiehuizen , twee restaurantjes en heel veel mooie ankerplekjes, voor elke wind wel iets. Op diverse eilandjes de beroemde zeilschool van Glenan. Wij gaan naar de zogenaamde Chambre - ankerplaats - vlak voor het hoofdeiland St. Nicolas. We kijken daar aan de ene kant uit op een zandbank die met hoog azuurblauw water zo goed als geheel onderloopt en rondom op andere eilanden of verre doorkijkjes nar zee. Het is schitterend weer, geen wind. Je kunt er goed ankeren, het is er niet diep en hoewel de eilanden laag zijn, bieden ze wel bescherming tegen deining.
Op de heenweg was de wind niet goed voor deze plek, nu wel. Helaas is onze timing toch niet best: het is namelijk zomervakantie Ă©n weekend Ă©n heel mooi weer; het is er dus bommetje vol, we kunnen er letterlijk door de bomen (masten/bootjes) het bos (de eilanden) niet zien en het is er bepaald niet stil (motoren van bootjes), wat juist de charme moet zijn van dit natuurgebied. Om van de talloze ferries vol met daggasten (voor het strand) nog niet te spreken. Door de drukte en het lawaai treffen wij er niet de sfeer, die we verwachtten.
We blijven hier daarom maar Ă©Ă©n nacht liggen. We moeten nog maar eens terug gaan, en dan buĂ­ten het seizoen. Even schakelen. Gezien het rustige weer nĂș (..er komt ook weer hardere wind aan
) denken we dat het ook wel goed is om door te varen om de zuidwestkaap van Bretagne en Raz de Sein (waar het behoorlijk kan spoken) te kunnen passeren en eventueel zelfs het wat verder gelegen Ile de Sein nog aan te doen, een paar mijl westelijk van de Raz; maar dat kan alleen bij stabiel mooi weer, d.w.z weinig deining en geen (harde) wind .

Dus we gaan op pad naar de kustplaats Audierne, of de ankerplaats St Etienne daar vlakbij, vanwaaruit de passage door de Raz goed te timen is. De wind is zo zwak dat we nu zélf lawaai maken met de motor
. Wat een ellende.
” Waarom gaan we eigenlijk naar Audierne” is de vraag “ is het een mooie plaats of alleen maar praktisch? Met deze wind hoef jehelemaal niks te timen, de Raz zal helemaal vlak zijn”.
Het besluit is snel genomen, we varen door naar Camaret, denken we, een halve dag op de motor Ăłf een hele lange dag maakt dan ook niet zoveel meer uit. Aad kijkt de weersverwachting nog eens na en komt met het voorstel om tĂłch naar Ile de Sein te gaan; de harde N-wind wordt voor morgenavond inderdaad nog steeds voorspeld, maar nu is het weer prachtig en desnoods gaan we morgen meteen door!

En zo komen we , na 9 œ uur, bij hoog water en een kenterende stroom, op Ile de Sein aan
(iets noordelijker ligt het meer bekende eiland Ouessant, het meest westelijke puntje van Frankrijk). De derde topper! Een mooie beloning voor deze lange, lawaaiige vaardag. Wonderschone binnenkomst, tussen imposante rotsen door naar de grote havenbaai met aan stuurboord de kades, de vuurtoren en het dorp; we varen helemaal door en ankeren achterin de baai. Deze is aan drie kanten ommuurd, maar een deel van de oostkant is boven water weggeslagen (bij springvloed zal de zee er vast over heen stromen). Er zijn geen voorzieningen: geen steigers, geen water, geen elektriciteit en iedereen ligt op eigen anker of aan een mooring (F: corps-mort); havenmeester hebben ze niet. De eerste keer houdt het anker niet, maar bij de 2e poging heel goed. We hebben nog een paar uur voor het donker wordt, dus we gaan meteen het dorp bekijken - met bijbootje naar de kant - en ergens aan de wal eten.
( NB: Dat bijbootje binden we tijdens het varen met vier lijnen verticaal dwars achter op de spiegel vast, dat bevalt heel goed, met zeilen heb je er geen last van en het ligt zĂł weer in het water.)

We treffen een dorp met vooral lokale mensen, er zijn opvallend weinig vakantiegasten bij, het is een echte fránse zwoele zomeravond. Drankje bij de bar op het terras, spelletje jeu de boule op straat, heel ontspannen. De huizen van grijze stenen, soms wit gepleisterd, dan weer met kleurige kozijnen, staan dicht op elkaar, eenvoudig en daardoor mooi, hier en daar prachtig bloeiende planten ervoor, een paar restaurantjes, een hotelletje, smalle straatjes, geen gemotoriseerd verkeer uiteraard, behalve een heftrucje dat tegen de schemering de tender van de reddingmaatschappij op de wal trekt als ze van de avondtraining thuis komen (hun boot ligt voor anker). Lekker vismenu’tje gegeten.

Halverwege de nacht moeten we de ankerlijn nog iets inkorten want we liggen, doordat we bij de tij-wisseling 180 graden omzwaaien, toch akelig dicht bij een vissersbootje. De volgende morgen nog steeds schitterend weer, maar de voorspelling is niet best : stevige noordenwind die ‘s-avonds recht de haven in gaat blazen, mogelijk met onweer. Dat geeft flinke deining. Dan liggen we hier toch niet goed: wegwezen dus!

Weer even schakelen. Maar eerst willen we het hele eiland nog wel zien! We wandelen het rond , ongeveer 4 km. We zijn daar toch wel bijna twee uur mee bezig en Aad heeft heel veel mooie foto’s gemaakt. Het is een laag eiland. Overal rondom grijsblauwe zee te zien, plat, geen bomen, behalve Ă©Ă©n agave, alleen lage begroeing: geelbruin gras en kruipende paarse heide en gele brem, en hele velden met groene varens. Een grote vuurtoren, zwart-wit gestreept, aan de westkant. Veel woestgevormde grauwe rotsen. Stilte. We zouden hier nog wel veel langer willen blijven
..
Maar helaas – na dit bliksembezoek – de haven uit. We laten de prachtige baai van Douarnenez stuurboord liggen en steken over naar Camaret sur Mer; lekker windje, goed kunnen zeilen, ondanks knoopje stroom tegen.

In Camaret liggen we een paar dagen bij te komen van het schakelen, uit te rusten van de vier dagen achter elkaar doorvaren en ook weer plannen te maken voor hierna.
Camaret ligt van zee uit gezien achter een hoge rotskust die het plaatsje al eeuwen beschermt. Over die grillige rotskust maken we een prachtige wandeling. Camaret zelf heeft een hele grote halfrond lopende kade met veel eettentjes en toeristen, vanaf het water gezien heel fraai, als je over de kade loopt erg toeristisch en veel auto’s. De scheepswrakken, het kerkje en het Vauban-fort in de haven zijn een bezienswaarigheid. Wat de plannenmakerij betreft: we zouden wel naar üle Molùne willen of üle d’Ouessant, maar het weerbericht laat dagen met veel wind en deining zien, afwisselend uit west en noord. We zitten tussen een hoge Azoren- en een lage Ierland- drukgebied in en dat maakt het weer onstabiel. Het lijkt erop dat we Ouessant alleen nog met de ferry kunnen bereiken en daarvoor moeten we eerst een stukje naar het noorden varen, naar l’Aber Ildut (Aber=rivier). We besluiten dat laatste te doen en boeken vast een ferry voor zaterdag. Het wordt nog spannend of we dat halen, want op donderdag is de wind tegen en het zeilweer op de vrijdag is ineens minder gunstig. Wat ons ook parten speelt is dat we niet weten hoe deining, wind en stroom op elkaar inwerken op dit toch enigszins beruchte Chenal de Four, waar we door gaan. (Op de heen weg zat alles mee en hebben we niet veel gemerkt van stroomrafelingen). In de pilot’s staat dat je het beste met ‘fair’omstandigheden kunt gaan, maar niet wanneer het ook nog kan wel kan, voor het gevaarlijk wordt. Twijfel, twijfel! Maar we gaan.
Het blijkt een zeer leerzaam tochtje: Het eerste stuk vanuit Camaret hebben we niet al te sterke tegenstroom te verwachten, maar die stroom is sterker dan de stroomkaartjes aangeven en waar we geen rekening mee hadden gehouden (fout!) is dat het verzet door de stroom zo sterk is dat het we veel hoger aan de wind moeten varen (met een heading=koers veel westelijker dan de COG=koers over grond); alleen door motorsailen kunnen we dat bereiken. Kruisen is geen optie, duurt veel te lang, omdat we met stroom méé en voor het tij keert in Aberdut willen/moeten aankomen. Bij le Conquet, het begin van het Chenal de Four krijgen we stroom mee, ruime wind opzij/achter en deining schuin van voren. Eigenlijk valt het wel mee, maximale stroomsterkte 4 à 5 knopen en een half uurtje in de stroomrafelingen, cq wastobbe! Dan nog tussen de rotsen door naar binnen varen; we strijken de zeilen zeer ruim van te voren om gijpen voor te zijn en dit met de dwarsstroom te kunnen volbrengen. Ook dat valt mee, ook dankzij dat Aad altijd de route zeer precies in de kaart en plotter zet, waar we veel houvast aan hebben. Een vrij nauwe ingang met aan weerszijden grote rotsenpartijen. De haven bestaat vooral uit heel veel bootjes aan moorings midden op de rivier en een gloednieuwe passantensteiger. Voor ons gemak leggen we aan deze steiger aan, waar de havenmeester ons hartelijk verwelkomt en ons complimenteert met de mooie aanlegmaneuvre. We hebben het toch maar gedaan!
De vierde topper: ile de Ouessant. De ferrytocht heen is misschien iets teleurstellend want de zee is behoorlijk mak (de voorspelling beloofde een bijzondere zee-ervaring), maar mooi. Op de plek van aankomst zien we met enige jaloezie een paar zeilboten dobberen in de haven (maar ‘smiddags is dat al weer anders, liggen ze in de deining en dat zal ‘snachts alleen maar erger worden met wind tot ruim windkracht 6; dan schommelt je schip 30 graden bak- Ăšn stuurboord, wat een slapeloze nacht betekent). Verder is er niet veel anders dan een creperie en drie fietsenverhuurders. Op gehuurde fietsen rijden we het hele eiland rond. Het is een hoog plat eiland. Aan de atlantische kant net als de andere eilanden ruig, lage begroeiing, heide en kruipende brem, rotsige kust; aan de continentale kant is er wellicht landbouw geweest, nu vooral verwaarloosde graslanden met hier en daar een schaap of een geit. Ca 7 bij 3 km, dus van bovenaf de vuurtoren op de noordpunt kijken we zo naar de vuurtorens op de zuidpunt. Er is Ă©Ă©n hoofdplaats Lampoul en verspreid zie je overal kleine gehuchten; kleine huisjes, eenvoudig, weinig kleur. Heel wat huizen zijn inmiddels vakantiehuis, maar soms zie je er ook oudere mensen voor hun huis scharrelen, die vast en zeker hun hele leven daar al wonen. Waar zouden ze van leven? Wat is er te doen, daar in de oceaan? Lampoul is een beetje toeristisch plaatsje. Bij de droogvallende haven koopt Aad een t-shirt met opdruk van de locale reddingmaatschappij erop en vinden we een wat hoger gelegen lunchplekje met fraai zicht op de baai waar een aantal jachten in de deining liggen: de aanbevolen ankerplaats! Bij de ZW-punt van het eiland zien we ontzettend veel overfalls voor de kust met mooie witte schuimkoppen. Er staat ook een bijzondere vuurtoren; deze is door een kabelbaanverbinding (!) verbonden geweest met de kust voor transport van elektriciteit en vuurtorenwachters; de palen van deze baan staan er nog.
De terugtocht met de ferry is wat spectucalairder, want de zee is nu echt wel ‘agitĂ©e’, met deining en golven door wind tegen stroming. Dat spat af en toe zeer rijkelijk zeewater over het bovendek! Al met al een mooie dag op een bijzondere plek, het meest westelijke punt van Frankrijk en nu ook van onze reis.

Blogspreuk van de dag: I can’t change the direction of the wind, but I can adjust my sails to always reach my destination. (Jimmy Dean)




Die wind toch!

11. Die wind toch!

25/7 Golf de Morbihan/Ile d’Arz - Houat: 16 Nm, 3 Âœ uur. NO 2 bft-> W 3 bft, zon. Gezeild
27/7 Houat - Sauzon: 13 nM, 3. Zon met beetje wolken. ZW2-3 bft. Gezeild.
31/7 Sauzon - Port Louis: 22 nM, 4 uur. WZW 3-4 3n 1 œ mtr deining. Volop zon, Gezeild.

We blijven nog twee dagen in de golf van Morbihan. We ontdekken dat Bourg op Ile d’Arz een leuk vriendelijk dorpje is, met een winkel en een paar cafeetjes/restaurantjes; een beetje op een heuvel gelegen, de rest van het eiland is plat. We vinden een mooie wandelroute langs het water: er zijn nog wat overblijfselen van zoutwinning te zien en bij laag water vallen vrijwel alle baaitjes grotendeels droog; de oesterbedden worden dan zichtbaar en alleen in de de geulen staat nog water. Terug bij het strandje waar ons bijbootje ligt, zien we dat de lemsteraak Viola er ook ligt; even langs gevaren voor een praatje.
Het is hier heerlijk zwemwater! We liggen voor anker, dus het zoute zwemwater is onze douche. Hoewel we eerst dachten niet naar Vannes of Auray te willen, gaan we toch naar Vannes, we zijn er nu zo dichtbij en iedereen zegt dat ‘t zo mooi is. Er gaat een klein pontje naar Vannes en we besluiten dat te nemen in plaats van zelf naar Vannes te varen, oa. omdat het met het tij een beetje onhandig uit komt zelf te gaan. Voordeel blijkt te zijn dat we op de heenweg met laag water varen en alles drooggevallen zien: uitgestrekte mud-vlaktes links en rechts. En op de terugweg krijgen we met hoog water een totaal ander beeld. Het eerste is wat armoedig
 al die bootjes in de modder, maar wel heel apart; de terugweg is heel mooi met breed water met wat hoger bebost landschap en grote landhuizen aan de vaste wal, en aan de andere kant al die eilandjes met haventjes en kleine witte huizen, soms een kapelletje op de landtong. De binnenkomst bij Vannes is niet spectaculair of indrukwekkend. Er is een kanaal tot helemaal in het centrum en daarin is de stadshaven aan weerszijden. Maar hoe verder we de oude stad in lopen, hoe meer mooie plekjes we zien. Een prachtig aangelegde tuin voor een paleisachtig (nog op te knappen) gebouw, in een deel van het park wordt een groot podium opgebouwd voor het jazzfestival dat er die avond begint (arme bloemenperken!!) De oude binnenstad met kleine straatjes tegen de heuvel en vakwerkhuizen. Vooral veel winkeltjes met kunst en design, ook een aantal nette concept-stores. Na terugkomst met de veerboot op Ile d’Arz hebben we nog een wandeling van drie kwartier voor de boeg voor we in Bourg zijn, waar we voor anker liggen. Voor anker liggen betekent gĂ©Ă©n havengeld, dus
.uit eten. Heerlijke vis, een plat du mer!
En daarbij laten we de kennismaking met de golf van Morbihan, erg mooi, net een groot Reeuwijk. we verlangen weer naar zeilen op ruim water.

Met de laatste ebstroom varen we de golf uit en steken over naar het eiland Houat, dat tussen Quiberon en HoĂ«dic ligt. De eerste nacht kiezen we voor de haven, daarna ankeren we, vanwege de westenwind in de baai aan de oostkant; dit na links en rechts advies gevraagd te hebben, want er zijn ook waarschuwingen voor de harde NO ‘brise de terre’, die in de nacht van die baai een wastobbe kan maken. In de kleine haven, zonder vaste of drijvende steigers, komen we tussen zg. voor- en achterboeien te liggen, nog net in de luwte van de pier hopen we ivm de verwachte wind uit het NO s’-nachts. Met het bijbootje naar de kant. Vergeleken met HoĂ«dic is het eiland veel groter en ook het dorp is groter. Dit dorp is volgens ons helaas erg verpest door de betonwegen die er gevelbreed gelegd zijn en de strak wit gepleisterde opknapbeurt van de huizen. We missen het rustieke, idyllische van HoĂ«dic. Geen autoverkeer, dat wel. De wind ‘s-nachts valt mee en het weer voor de volgende nacht is goed voor ankeren! Aad rent eerst nog een het halve eiland rond en komt dan niemand tegen. De kust aan de Atlantische zijde is relatief hoog en ruig, rotsig, de andere kant is lager en lieflijker.
Dan gaan we naar de ankerbaai, maar denk niet dat we daar romantisch alleen liggen! De baai heeft een mooi geel zandstrand, is heel groot, en er liggen héél veel boten voor anker. Is dus even zoeken naar een mooi plekje, wat we tenslotte vinden vlak voor de oude haven, die door een zware storm bijna helemaal is weggevaagd; er zijn nog wat restanten van de pieren, en de plek herbergt nu een zeilschool. Vanaf dit punt hebben we prachtig uitzicht op het toch wel erg mooie eiland; licht glooiend, laag begroeid, duinachtig en verspreid over het hoogste punt de witte huizen van het dorp. En wie komt er aan varen: de Viola! We maken van een afstandje over en weer een foto.

Na heerlijk geslapen te hebben op anker, zeilen we de volgende dag door naar Sauzon/Belle Ile. Lekkere zeilwind, maar wel op tijd op pad want later op de middag kan de zeewind weer uit het westen (en dat is tegen) komen. Plan is, even terug naar dit pittoreske droogvalhaventje (de eerste plaats die we op de heenweg bezochten en nu wĂ©Ă©r), Ă©Ă©n dag harde wind afwachten en dan door naar Etel. Maar de wind pakt anders uit, het gaat Ă©cht hard waaien, 7 bft, golven 3 tot 4 meter, twee dagen lang. Met zo’n zee kun je Etel niet binnenvaren (lage wal en zanddrempel in de monding van de rivier). En bovendien heeft de zee sowiezo een dag nodig om tot bedaren te komen. Er volgen heel wat gesprekjes met havenmeesters en anderen hoe de deining (swell, houle) zich hier gedraagt en wanneer je weg zou kunnen
. Tenslotte volgen we het advies van de havenmeester op tot dinsdag te wachten, maar wie schetst onze verbazing dat velen maandag al vertrekken (ook mensen die zeiden dat je echt beter pas dinsdag kan gaan). Moeten we toch vanmiddag nog gaan? Nee, niet doen Ăšn niet getreurd, het is bepaald geen straf in deze haven verwaaid te liggen. We hebben ons prima vermaakt: tijdens de hardste wind een hele mooie wandeling op de zuidwestpunt van Belle-Ăźle gemaakt, en de zee op de de rotsen zien spatten en stuiven (iets minder spectaculair dan we gehoopt hadden). Genoten van het prachtige uitzicht dat je hebt vanuit je boot, de ene kant het schilderachtige plaatsje, met roze en in andere pasteltinten geschilderde huizen, en aan de andere kant de groene heuvel. Prachtige muziek zang en gitaar, s-avonds vanaf de kade. Twee keer per etmaal een paar uur droogvallen en lopend naar de kant. En “pĂȘche Ă  pied”: in de drooggevallen haven rapen we: des huĂźtres, coquilles, bigorneaux, palourdes et des moules. Lekker!

Etel schrappen we maar weer van het lijstje, je kunt er nog steeds niet binnenvaren, dus we zeilen naar Port Louis, een kleine haven tegenover Lorient (stad van de OriĂ«nt, het Oosten). We hebben geluk, er is meer wind dan voorspeld en we kunnen de hele route goed zeilen; het is ook nog te merken dat er harde wind is geweest; er staat nog een deining van zo’n anderhalve meter, maar komt van opzij en dat is comfortabel. Andere schepen verdwijnen af en toe achter de golf, je ziet alleen nog het zeil en de horizon is niet meer een strakke lijn, ook daar golft het! Tegen de tijd dat we aankomen is de deining afgenomen en varen we de brede - door Ile de Groix afgeschermde -havenmonding van Lorient binnen. Mooie, maar wel inspannende zeiltocht; we zijn lekker moe ‘s-avonds.

We hebben nu twaalf dagen niet aan de walstroom gelegen, noch water kunnen tanken. Alleen door de motor aan het begin of eind van de tocht de accu’s weer bij/opgeladen; het gaat dankzij de zonnepanelen nĂšt. (Toch nog die windmolen erbij?) We hebben een tweehonderd-liter-watertank, die is - dankzij zuinig gebruik - nĂș pas leeg. Na twee maanden reizen, zijn we ook wel zo’n beetje door de basisvoorraad levensmiddelen heen, een goeie supermarkt zou fijn zijn. Hier in Port Louis hebben we een paar dagen met dat soort comfort.

Lorient is oorspronkelijk een grote haven geweest, maar dat is grotendeels passĂ©. Er komen drie rivieren bij elkaar in een soort delta en daar rondom liggen pittoreske wite dorpen met kleine haventjes, zoals Port Louis; ooit vissersdorpen, nu pleziervaart. In de grote haven zien we een oude onderzeebotenloods, vele werven en werkloze kranen op de kade. In dit havengebied is voor 60 miljoen een museumgebied opgezet waaronder het museum ‘citĂ© de voile, Eric Tabarly’ over de zeilsport (heel educatief) en gewijd aan Tabarly, die de zeilsport een grote impuls heeft gegeven. Alles met moderne middelen, veel filmpjes en simulaties. We zijn er geweest, met een veerpontje naar de overkant. Indrukwekkend museum, relaxte dag, op het terras aan de haven van het museum in de zon.
Verder is hier in port Louis een grote citadel, die gaan we nog bezoeken, inclusief scheepvaartmuseum en VOC-museum. Zo kiezen we de krenten uit de pap, de stad Lorient zelf kan ons gestolen worden; hierna graag weer naar een kleinschaliger, met meer natuur omgeven, plek.

Blogspreuk van de dag : “When I was 5 years old, my mother always told me that happiness was the key to life. When I went to school, they asked me what I wanted to be when I grew up. I wrote down “happy”. They told me I didn’t understand the assignment; and I told them they didn’t understand life”(John Lennon).

Terug in Bretagne

15/7 l’Herbaudiùre-Croisic: 23 NM, 6 uur. NNO tot NNW 2à 3 bft, zon. Op motor en zeil
19/7 Croisic-Ile Hoëdic: 15nM, 4 uur. NO 3 bft , veel zon. Zeilend.
22/7 Ile HoĂ«dic-Golf de Morbihan/Ile d’Arz. 20 nM, 3 Âœ uur. NO 1bft zon/licht bewolkt (mistflarden)
op de motor.

In l’HerbaudiĂšre hebben we het wel gezien en we oriĂ«nteren ons op wat de volgende plaats moet worden. Op de heenweg hadden we het plan langs alle eilanden te varen, dat was eenvoudig; nu we op de terugweg ook plaatsen aan de wal aandoen is er veel meer keuze. Teveel, telkens weer lezen in de pilots en kiezen, je wordt er moe van 
. We gaan het liefste naar een klein bijzonder haventje, marina’s interesseren ons niet zo; maar wel extra uitzoekwerk dan m.b.t. tij e.d.. Droogvallen of ankeren is nog mooier, maar dat vinden we dan meer iets voor een tweede nacht, als je de omstandigheden ter plaatse hebt gezien; en uiteraard is de wind(richting) ook zeer bepalend of dat kan. We kiezen uiteindelijk voor Croisic, een oud Bretons stadje met een droogvalhaven; en daar hebben we geen spijt van! We zien het plaatsje al van verre liggen, maar je moet het schiereiland waar het op ligt eerst omzeilen; langs een lange strekdam vaar je dan binnen. Het kan er hard stromen, maar vanwege de droogvalhaven zijn we er met hoog water en dan valt de stroomsterkte wel mee. We komen aan als Frankrijk net de wereldtitel (voetbal) heeft binnengesleept, dus op dat moment was het even niet erg rustig : gejuich alom, getoeter van rondrijdende auto’s met vlaggen en mensen uit de ramen en het dak, vuurwerk en rookgordijnen, zingende groepjes fan’s en dat tot een uur of twaalf.
Er is in de haven plaats voor acht gasten aan wiebelige steigertjes en je valt mooi vlak droog in de mud. Wij hebben de laatste vrije plek.Tegenover de haven ligt een grote baai (waar je ook kan ankeren), die als ie droogvalt allerlei bedrijvigheid laat zien van mossel- en kokkel- en oesterkwekers. Daar achter blijken ook weer zoutpannen te liggen. Stadje schilderachtig en rustig. Een bijzondere lange kade met 5 havenkommen naast elkaar en daar tussen (werk?)eilanden. Ook de Kurun, de boot van de beroemde wereldomzeiler le Toumelin( in 1948) ligt er. Houten schip, gaffeltuig, mooi.
Mooie huizen langs de kade (welvarend stadje geweest), en ook de straatjes daarachter zijn erg mooi met vakwerkhuizen en bloemen voor de deur. We maken een fietstochtje rondom de baai naar het middeleeuwse stadje GuĂ©rande. Dit is werkelijk echt mooi en bewaard gebleven, maar zĂł verschrikkelijk toeristisch, dat we niet eens meer zin hebben om op een terrasje te gaan eten (kopen bij de bakker een lekker belegd broodje en picknicken). In Croisic gaan we ’s avonds naar een barokconcert in de grote kerk. We hebben leuke aanspraak van de mensen (musici) naast ons: Nederlanders op lemsteraak Viola, gebouwd in Aalsmeer aan de Uiterweg door een door Theo Otto (bij fam Haak bekend!) opgeleidde scheepsbouwer. Zoals vele Fransen, raden ook zij ons aan naar de Golf de Morbihan te gaan. Wij hadden Morbihan al van ‘t lijstje gehaald, vanwege zomerdrukte en de gevreesde sterke stroom (tot 10 kts!!) die er kan staan en omdat we denken dat het een beetje-klein-om-te-zeilen voor ons is, maar nu maken we toch het plan er heen te gaan, via ile Hoedic. Eerst nog wat proviand aanvullen en Aad repareert het nog steeds lekkende dakraam, door een veel groter stuk van de kitrand te vervangen.

Lekker relaxed zeiltochtje naar ile Hoëdic! Eindelijk eens de stroom mee, zoals we dat op de stroomkaartjes hebben gezien. De stroom is in dit gebied niet zo sterk, maar hoe vaak hebben we niet stroom tégen gehad, als het volgens de stroomkaartjes mee zou zijn. Dan is 1 knoopje stroom tegen toch weer een tegenvaller, vooral bij weinig wind.
We varen het kleine haventje van Hoëdic in en meren aan, aan een zg. margarithe-boei. Alle schepen rondom één grote ton, bij tien/twaalf schepen lijkt het inderdaad -van boven af gezien- op een bloem.
HoĂ«dic is werkelijk een pareltje! Een klein eiland, doet denken aan Schiermonnikoog, nĂłg een stuk kleiner, ook zonder auto’s, weinig mensen, 1 witte huizen-dorpje in het midden, heel idylisch met een paar cafĂ©tjes, een Mairie met postkantoor, een winkeltje met strandkleding, een supermarktje en een bakker! Op foto’s van een tentoonstelling in het fort zien we dat het vroeger allerminst idyllisch is geweest, de huizen nog niet wit gepleisterd, geen bloemen voor de deur, armoede alom en guur weer; maar wel een echt vissersdorp met school en kerk en processies etc.
Er is ook een mooie camping. De veerpontjes komen een paar keer per dag en er staan dan mensen te zwaaien op de pier. De bagage wordt in handkarren of met de tractor van A naar B gebracht.
We wandelen meteen het halve eiland rond en zien prachtige baaien en stranden. Het landschap is als duinen, al is het op een rots. Weids, lage begroeiing, mooie kleuren van gele, witte en rode beschermde bloemen. De volgende dag waait het te hard voor ankeren of weggaan; tweede wandeling gemaakt. De derde dag regent het ‘s morgens pijpestelen, alles is grijs en de voorspelling is zo voor de hĂ©le dag. We besluiten te blijven, en
.het weer klaart om 11 uur al helemaal op en we genieten van nog een dag op dit top-eiland; siesta op het strand, ik zwem in zee en Aad rent het hele eiland rond.
Op de vierde dag vertrekken we dan naar de golf van Morbihan, wel met enige spijt, want op dit eiland zou je rustig een week of nog langer kunnen blijven.
Er is hoegenaamd geen wind, dus op de motor. Het kan er dus zeer sterk stromen bij de ingang van Morbihan en in engtes tussen eilanden! Maar we hebben doodtij en gaan aan het eind van de vloed naar binnen. Niet gevaarlijk dus, maar wel een zichtbare stroom, gekke rafelingen, onrustig water. Een gevoel of we weer thuis in Reeuwijk zijn, overvalt ons
.: heleboel eilanden, kleine zeilboten die omslaan en weer overeind komen (het is inmiddels gaan waaien , vent solaire), zeilscholen en twee luchtbalonnen de volgende ochtend vroeg. Nou ja het is natuurlijk wel veel groter, zout water, stroom
 Een prachtig natuurgebied, maar wij kunnen er niet echt zeilen, je vaart door slingerende geulen, dus steeds andere windrichting en voor kruisen kennen we het water en de ondieptes en rotsbodem (onder water) niet goed genoeg. Alle eilanden zijn privĂ©, alleen de twee grote eilanden zijn wel openbaar toegankelijk; er wordt ook op gewoond. Bij Bourg op Ile d’Arz zoeken we een ankerplek en laten het anker vallen. De rest van de dag lekker gelezen, Aad voor derde keer stuk van panoramaraam gekit en verder niets gedaan aan boord, morgen gaan we wel op het eiland kijken.

Blogspreuk van de dag: “I have learned over the years that when one’s mind is made up, this diminishes fear. “(Rosa Parks)

foto’s volgen

Nog even relaxen op eilanden en dan noordwaarts.

5/7 La Rochelle – Le Douhat op Ile d’Oleron: 10 nM, 2 uur. NO 2 bft, 28 °, zon. Op de motor
8/7 Le Douhat – Ile d’Aix : 10 nM, 2 uur. NO 2 bft, 31°, zon. Op de motor.
9/7 Ile d’Aix – Fier de Ars en RĂ© / zandplaat: 21 nM, 4 Âœ uur. NO 2bft, 31°, zon . motorsailen
10/7 Ars - les Sables d’Olonne: 27nM, 5 Ÿ uur. NO-NW 4 bft, 31°, zon . motorsailen
12/7 les Sables d’Olonne- l’Herbaudiùre/ Ile de Noirmoutier: 48 nM, 10 uue. NO3/N2bft, 29°,zon. gezeild en gemotorsailed.

We hebben wel behoefte aan een beetje relaxen, dus we gaan inderdaad nog naar Ile d‘Oleron en Aix, iets zuidelijker dan het verste punt. Daarna gaat het noordwaarts.

Twee uurtjes varen vanaf la Rochelle en we zijn in le Douhat op Ile d’Oleron. De haven heeft een drempel en valt niet droog, maar de aanloop wel, dus we zorgen dat we er kort vóór hoog water zijn. We varen bijna tegen het hoge deel van de betondrempel, het is niet duidelijk aangegeven, maar door het heldere water zien we ’t op tijd. De havenmeester ontvangt ons op de steiger. We zijn de enige gast!
Le Douhat is eigenlijk niet veel: een goed geoutilleerde haven, een paar restaurantjes en een klein shopje met vers brood, waar we elke dag croisantjes halen.
Boekje lezen, proberen niets te doen
.
Maar dan horen we enorm geruis van water, dat langs de drempel naar zee stroomt. Er is een sluis opengezet en het hele achterland, de marais, loopt leeg. We springen op de fiets en gaan kijken. Ook hier zijn weer oesterputten en zoutpannen! (net als op Ile de RĂ©). Nu begrijpen we waarom het hoge deel van de drempel ‘stroomdam’ wordt genoemd, het water wordt zo langs de haven geleid.
We maken weer een paar mooie fietstochtjes, maar niet zo heel lang, want we willen toch relaxen. We zien een paar mooie plaatsjes midden op het eiland, een vissershaven aan de atlantische kust en nog twee andere haventjes aan de oostkust; we zijn nog steeds tevreden met de keuze voor le Douhat, heerlijk rustig. De zoutpannen in de marais lijken hier en daar verwaarloosd, we zien niet zoveel grote vakantiehuizen, maar wel veel campings, kortom Oleron geeft een wat minder rijke aanblik dan Ile de RĂ©.
In een van ‘onze’ restaurantjes zien we de Fransen winnen van Urugay, wat een feestvreugde voor de fransen!
Op het strandje naast de haven vinden we oesters en kleine mosselen, wat een lekker voorafje oplevert. Overigens hebben we steeds temperaturen van 30° en hoger, dat is wel heel warm!

Dan maken we plannen voor wat spannender acties. We willen bij Ile de Aix ankeren en terug naar Ars en RĂ© gaan om droog tevallen

Aix is een heel klein eilandje, ooit als fort gebouwd , nu vakantieoord. De ferries gaan af en aan. Het ankeren gaat op zich heel goed, we liggen voor een mooi zwemstrandje. Om een korte wandeling over Aix te maken varen we met de dinghy naar het strandje, maar worden door een surveillant weggestuurd en verwezen naar het volgende strandje. Vooruit dan maar, is iets verder, maar kan ook. Wandelend over het eiland, word ik toch iets ongerust; we hebben het strandje niet bij laag water gezien, hoeveel rotsen komen er nog tevoorschijn, kunnen we straks wel terug naar de boot? Als we na een uur terug zijn , zien we inderdaad heel wat stenen op het strand, maar er is ook nog een veilige uitweg, gelukkig.
Terug bij de boot merken we dat er wat deining staat. Dat komt door het fenomeen ‘vent solaire’, oftewel de zeewind, de stevige bries die smiddags uit zee komt, vanwege het opstijgen van warme lucht boven land. De wind was NO maar wordt nu NW. We waren er voor gewaarschuwd, en het is wel te doen, want het waait niet hard, maar echter lekker slapen wordt het niet.

Terug Noordwaarts . Naar de droogvalplek in de Fier van Ars en RĂ© is het ruim 4 uur varen en dat moet precies getimed worden, want de hele aanloop valt droog. Zoals eerder ( op die hele lange warme fietstocht) al onderzocht, gaan we bij de groene boei 5 en de staak stuurboord uit en merken dat de dieptemeter op 1 meter blijft steken: goed teken, vlakke plaat , ankeren maar! Na een paar uur vallen we uiteindelijk prachtig vlak droog. Eerst leken we wat dicht bij andere schepen te liggen maar Ă©Ă©n voer nog weg en de ander werd vlak voor het droogvallen nog een stukje verplaatst voor de eigenaar, die er helemaal geen punt van maakte dat we te dicht bij hem kwamen liggen. Vervolgens ‘Peche a pied’: met je blote voeten door het laatste water en over het mooie zand schelpdieren zoeken. Diverse mensen zijn er al mee bezig en dat biedt de kans om de kunst af te kijken. We hebben wel een klein harkje, maar leren het nu ook gebruiken. Aardige fransen leggen het uit. Al snel een emmer vol: twee dagen kokkels gegeten! (koken zonder water, met wat ui en peterselie; daarna heel even in de bakpan: heerlijk, door de sla of als borrelhap)
Lopend over de plaat naar de kant gegaan, maar ’t cafeetje is nog niet open. We zien wel hoe aan de andere kant van de geul op de oesterbedden gewerkt wordt en hoe de oogst op kleine platte schuiten naar het strand wordt gebracht en overgeladen in vrachtwagentjes. Wat is dit mooi.

Ingegeven en enigszins opgejaagd door de weersverwachting dat we niet zo lang meer NO-wind zullen hebben, die nodig is om noordwaarts te komen, besluiten we na 24 uur ( = twee keer droogvalen) al verder te varen naar Les Sables d‘Olonne. Dat blijkt niet zo’n handige keuze, want al ras steekt de vent solaire weer op en is het rak niet meer bezeild. Kruisen is geen optie, er is nl ook tegenstroom (omdat de stroom hier vrij zwak is, vergaten we ermee te rekenen en in dit geval zal er ook wel windstroom tegen bijgekomen zijn): motorsailen.
Aankomst in les Sables met bijna laag water, maar dat is met ons ophaalbare zwaard geen probleem.
Les Sables is hét zeilerscentrum van Frankrijk, er worden belangrijke wedstrijden gehouden en twee weken gelden is de Globe- Vendée er vertrokken (solowedstrijd wereldomzeiling, zonder moderne hulpmiddelen). Er is dus ook een mooie grote jachthaven, maar wij liggen liever in de oude haven in het stadje zelf. En daar worden we ontvangen met luid gejoel op diverse terrassen vanwege de halve finale Frankrijk-Belgie. En ze winnen weer, dus iedereen uit zijn dak en hooligans-vuurwerk!

Reden dat we naar Sables zijn gegaan is dat onze boot hier is gebouwd en dat we hopen nog iets van de werf te kunnen zien, ondanks dat Feeling failliet is gegaan en is overgenomen door PrivilÚge. Een doods uitziende loods met in koeieletters het beeldmerk van Feeling erop, stelt ons eerst teleur. Maar in het kantoor van de nieuwe onderneming treffen we een aardige sales-baas, die ons hun nieuwe boten(luxe catamarans van wel 60 feet) laat zien en rondleidt in die Feeling loods, waar nu van die grote custom-build schepen in aanbouw staan (46 weken per cat en 5 tot 8 per jaar). Hiér is onze boot gebouwd. Aan het eind van dit bezoek hebben we de ontwerper van onze boot ontmoet, de technisch tekenaar en ook de aftersailesman, die we kunnen raadplegen over specificaties van onderdelen als dat nodig zou zijn. Het probleempje van het lekkende raam legden we meteen maar even voor.
Onze dag is helemaal goed! Lunch op een terrasje in la Chaume, aan de andere oever. Door deze indrukwekkende entree van les Sables komen de winnaars van een wereldomzeiling of van een grote regatta dan binnen: een brede invaart, hoge muren en met op de lange pieren alle ruimte voor een zwaaiende en juichende menigte.
Tot slot nog een avond wandeling door de stad: een smalle strook als een soort dijk tussen de baai (mooi strand) en haven; tussen twee werelden: strandleven en zeilers.
Een kort maar zeer geslaagd bezoek aan Sables d’Olonne.

Door naar l’Herbaudiùre op Ile de Noirmoutier. Tot Ile d’Yeu goed kunnen zeilen, daarna te weinig wind, dus weer motorsailen, maar het laatste uur dankzij de vent solaire kunnen de zeilen nog even omhoog; met hoog water binnen gelopen. Hier blijven we een paar dagen, inclusief de 14e juli; wij dachten: kleine plaats, klein feestje, maar er gebeurt hier helemaal niets. Weer mooie fietstochtjes gemaakt, o.a.naar de hoofdplaats, ook om te kijken of de droogvalhaven daar iets voor ons is, maar nee: zo smal, zo hobbelig en de vlakke plaat in de avantport niet mooi, dat gaan we niet doen. Het is er een drukte van jewelste op de markt met draaimolen die twee verdiepingen heeft; wij bezoeken een rustiger oord, het kasteel . En verder ook hier weer vele zoutpannen, we weten het zolangzamerhand wel, maar toch mooi om tussen door te fietsen.

Nu hebben we het vooruitzicht op een periode met westenwinden, of met weinig wind; een interessante uitdaging op een traject westwaarts richting Brest!

Blogspreuk van de dag: ‘You can’t use up your creativity. The more you use, the more you have.’ (Maya Angelou)