zeiljacht-freedom.reismee.nl

Het verste punt….?

Het verste punt….?

28/6 Ile d’Yeu – Ile de Ré /St. Martin : 56 nM, 10 uur. ONO 3-5 bft (vlagen 6/7). Zon. Gezeild.
2/7 Ile de Ré – La Rochelle/ les Minimes: 11nM , 2 uur. NO 2 bft. motor
3/7 La Rochelle /les Minimes – La Rochelle /Vieux Port: 3 nM, ½ uur.

We vertrekken van Ile d’Yeu met twee scenario’s : in een halve dag naar les Sables d ‘Olonnes of in een hele dag naar Ile de Ré. De wind is namelijk pittig en de koers aan de hoge kant; het is de vraag hoe lang dit leuk is. Aanvankelijk is de wind nog niet zo sterk, maar al gauw zetten we er toch maar een rif bij, de boot vaart dan veel rustiger. Het sturen gaat verder op de hand (ieder ruim vier uur!), want zelf kunnen we beter anticiperen op golven en windvlagen dan de stuurautomaat. Het gaat best goed en de weerberichten voor morgen nog even nakijkend, besluiten we les Sables voorbij te varen, omdat de wind de volgende dag harder en oostelijker(->net niet meer bezeild) zal zijn. Gelukkig heb ik de lunchboterhammetjes al klaar gemaakt; eten klaar maken onder helling vind ik niet fijn! En zo komen we na een pittige lange tocht, prachtig rond hoog water bij Ile de Ré aan; het valt daar vóór de haven èn in de haven droog: de sluis gaat alleen rond hoog water open. Een haven binnen varen is altijd even spannend èn hard werken: lijnen klaarleggen en fenders ophangen, koers en diepte in de gaten houden, havenmeester oproepen, aanleggen , maar tussen de bedrijven door zie ik dat we in een heel schilderachtig stadje zijn aangekomen met leuke terrasjes; later blijkt dat het wel vijftig terrasjes zijn, één grote rij aan beide kanten van de hele haven. Eerst liggen we vooraan in de haven, drie dik naast elkaar; maar omdat daar bij elk hoogwater weer wisselingen zijn, besluiten we helemaal achterin de haven een plek te zoeken - en dan liggen we midden tussen het geroezemoes op de terrassen! Maar wij willen fietsen en zijn een groot deel van de dag op pad, dus dat stoort ons niet zo.
Op de tot dan toe heetste dag (>30 graden) maken we een hele mooie lange fietstocht (blijkt 70 km te zijn geworden) op onze superbootfietsjes (zonden accu/ we behoren tot de 40% die dat nog doen). We fietsen langs en door een heel groot moerassig gebied (marais) met dijkjes en slootjes en waterplassen/bakken; waar de vloed telkens nieuw water in brengt en wat heel precies gereguleerd word door kleine sluissysteempjes in de zoutpannen. We zien er oesterputten en vooral vele zoutpannen, waar mannen onder de brandende zon handmatig met een plankje aan een steel het zout op kleine hoopjes schuiven. Ook bekijken we een droogvallende baai om zien waar de boot precies droog zou moeten vallen; het is laag water, dus dit lukt goed : even voorbij groene boei nr.5 en een staak stuurboord uit de plaat op draaien !
Bij dit warme, broeierige weer hoort onweer, en dat komt ook, vooral snachts, het knalt uit de hemel! Blijkt dat ‘t panoramaraampje nog steeds lekt..Tussen deze dreigingen door vinden we een weergaatje om op 2 juli ’s-morgens (41 dagen na vertrek) naar La Rochelle door te varen. Zonder wind en dus op de motor bereiken we in twee uur de grote marina aldaar. Op Ile de Ré werd ons geadviseerd niet naar de Vieux Port te gaan, omdat je daar niet zou kunnen slapen van het lawaai van het filmfestival dat gaande is.

We hebben nog nauwelijks aangelegd bij de “acceuil”van de haven of een heftige onweersbui met héél veel water breekt los. We zitten bijna een uur bij de havenmeester de bui af te wachten. Hij vertelt dat ‘t echt wel meevalt met de geluidsoverlast in de oude haven. De films worden binnen gedraaid, er zijn hooguit wat meer mensen op de been op de kade’s. We mogen zelf weten waar we liggen gedurende de drie dagen (2 betalen) die we willen blijven: in de marina Minimes of in de oude haven!
In de marina ontmoeten we de Australiers van sy Amity weer, die we ook al in St Peter Port op Guernsey zagen. Zij zijn op weg naar Bordeaux, canal du Midi en de Middellandse zee. Zo zien we meer mensen/boten die we eerder zagen. Met de electrische shuttle boot naar de stad, mooie 2-uurs route gelopen door de middeleeuwse binnenstad. Wat een levendige ambiance!

De marina met duizenden boten(zonder mensen erop), bevalt ons van geen kant. De tweede dag verkassen we dus, naar de historische locatie: de Vieux Port. Meer dan 1000 jaar geleden begon hier de geschiedenis van deze havenstad. En La Rochelle is nu een echte franse stad: winkelstraten met arcades, pleintjes en platanen, overal mensen op terrasjes, kortom een bruisende stad met een aantal bijzondere - beklimbare- torens (de klokketoren ‘Grosse Horloge’, het fort ‘Tour St.Nicolas ‘, de dikke kettingtoren ‘Tour de la Chaine’ en een wat slankere vuurtoren ‘Tour de la Lanterne’) die het verleden levend houden, en ons een schitterend uitzicht bieden vanuit de kuip.
De drie havenbassins zijn nu grotendeels in gebruik voor de pleziervaart en wat kleinere ferries; vanaf 1890 is er al een avant-port, waar het commerciele scheepsverkeer naar toe gaat.
We bezoeken het mooiste scheepvaartmuseum, dat we ooit hebben gezien!

Volgens onze planning hebben we het verste punt bereikt, maar we sluiten niet uit toch nog twee zuidelijker gelegen eilanden mee te pakken, voor we weer noordwaarts gaan: Ile dÓleron en Ile d’Aix.

Blogspreuk van de dag: If you hear a voice within you say “you cannot paint (sail)”, then by all means paint (sail), and that voice will be silenced. (Vincent van Gogh)

Extra spreuk: Opa, stuur je vandaag een foto? (Lars) (He did!)

(NB: Wifi in deze haven ook niet best; de foto’s krijg ik nu niet meegestuurd.)

Lekker warm !

7. Lekker warm!

18/6 Port Tudy - Le Palais / Belle Île: 26 nM, 4 uur, W 4 bft afnemend, zon. Gezeild.
21/6 Le Palais - Sauzon: 6nM, 1 uur. NO 3-4 bft (later 20-35), zon. Gezeild.
25/6 Sauzon - île d’Yeu: 57 nM, 11 uur. NO 3 à 4 tot ONO, af en toe < 3 bft ; zon. Gezeild.

Na het regendagje op de fiets op île de Croix, varen we verder naar ‘t oosten naar Belle île. Er komt nog één dag wind uit t westen, dan een dag geen wind en daarna harde noord-oostenwind. We hadden graag nog een dag of twee willen blijven om ergens een ankerbaaitje op te zoeken, maar dat lijkt nu niet handig. Het is telkens weer: plan aanpassen, omdat de wind weer anders is dan eerst was voorspeld. De mooie ankerplekken die we hebben gezien moeten we bewaren voor de terugweg.

Mooie zeiltocht naar la Palais. Belle île is hoger dan île de Croix, fraaie rotskust. We liggen in de voorhaven aan een eenvoudig pontoon, zonder stroom en water, maar je kunt er wel zo de kant oplopen. Le Palais is een echt stadje, huizen in pasteltinten langs de kade, elke morgen een markt op een pleintje. Veerboten van en naar Quiberon. En bussen alle kanten van het eiland op. Daarvan maken we gebruik om bij het winderige weer toch veel te zien; stukje met de bus en dan wandelen. Belle île is werkelijk heel mooi. We zien de rotsformaties ’Aiguilles de Coton (vgl the needles op Wight); Pointe de Poulans en prachtige ankerbaaien, zoals Ster-Vraz, Porte Goulphar, Port Maria. We lopen stukken aan de ruige, atlantische noordwest- en zuidkant en aan de zuidoostkant van het het eiland over het sentier côtier. De begroeiing is laag, houtige struiken zoals brem, duindoorn en gaspeldoorn, verder: kamperfoelie, boerenknoopkruid, nachtschaduw, en dopheide. En ook veel hele grote acanthussen! Een prachtige kleurenpalet tegen de grijs, bruin, rode rotsen en alle kleuren mossen.

Inmiddels is het oostenwind geworden en dat betekent dat er in de voorhaven veel deining is. Iedereen verhuist naar de binnenhaven, maar dat vinden wij niks, met zijn allen opgepakt in een smalle geul. Na drie nachten zijn we het lawaai in de haven ook wel zat. Maar een lange zeildag naar bv île de Nourmoitier zit er met de straffe oostenwind niet in. Daarom gaan we een paar mijltjes terug naar Sauzon. We hebben er een dag eerder al gekeken en met de havenmeester gesproken of het kan met oostenwind. De aanloop is met deze wind niet echt aanbevolen, maar binnen is het veilig; het binnenvaren valt reuze mee en in de droogvalhaven liggen we heel mooi met uitzicht op het dorp (nog mooier gekleurde huizen) aan de ene kant en een groene heuvel aan de andere kant. ’s- Avonds worden we nog leuk ge-entertaint door drie schepen die iets te laat binnenlopen en vast lopen; ze worden zeer kundig door de havenmeesteres geholpen.
Nu zien we pas dat dit prachtige droogvalhaventje op de voorkant van onze Imray pilot staat! We vallen mooi (rechtop) droog, zij het dat er net tien/vijftien cm water overblijft (doodtij), waar we met het bijbootje nog nét door naar de kant kunnen komen, anders is het lopen! Het waait voorlopig ‘s-nachts wel stevig tot bft 6/7 (dat weerhoudt ons nog van ankeren), maar overdag valt het mee. Drie dagen genieten van mooi weer, met steeds betere temperaturen.

Dan begint het weer te kriebelen en willen we verder, de wind is aangenaam geworden. We willen naar Île de Nourmoitier, maar daarvoor waait ie net te oostelijk; onderweg zien we dat het daarom plan B moet worden naar île d’Yeu, dik 10 mijl verder! Dat halen we prima, want we zijn al bij een prachtig rode zonsopgang om zes uur vertrokken, vóórdat het in Sauzon weer droog gaat vallen en de aankomst in Joinville is niet écht kritisch. Wij kunnen er met ons ophaalbare zwaard eigenlijk altijd in.
Het wordt een mooie zeiltocht, met een paar keer kort de motor bij als de wind even inzakt. Een uur of zes zien we helemaal geen kust en ook maar weinig schepen. Tot er ineens vliegende mieren en zelfs een paar vlinders op onze boot neerstrijken, dat duidt toch op land?! Of we op een waddeneiland af varen, zo lijkt het. Aankomst 17.00 uur.

Île de Yeu ademt een mediterrane sfeer, 28 tot 30 graden, witte lage huizen, blauwe luiken (groot deel van de dag dicht), rode dakpannen, hooguit een eerste verdieping (verordening), met tegen die witte muren: stokrozen, hortensia’s, rozen, mimosa, oleanders en ander kleurig goed. De haven is in tegenstelling tot Sauzon allesbehalve interessant om in te liggen; een doodgewone marina met uitzicht op een basaltblokken dijk, eigenlijk de lelijkste tot nu toe. Maar het is een ideale uitvalsbasis om het eiland te verkennen. Wat een mooi fietseiland met leuke sintel-fietswegen. Een echt ruige kust aan de atlantische kant, plantengroei zoals eerder genoemd; met honderden gele vlinders erboven dwarrelend. Veel zandstranden en naaldbos aan de continentale kant, met ontelbare van die mooie witte (2e) huizen.
Wij zijn zo naief te denken dat je na ‘midi’ nog wel een kop koffie kan scoren, maar in het totaal niét-toeristische dorp St.Sauveur midden op het eiland, is alles tussen 12 en 15.30 potdicht, behalve de kerk. Soms denk je het eiland helemaal voor je zelf te hebben, maar dan ineens zie je toch groepen toeristen en is er ook een cafétje, bij port de la Meule.
En eindelijk gezwommen in zee! Beetje fris om erin te gaan, maar daarna heerlijk.

Intussen hebben we île d’Yeu en het weerbericht uitgebreid bekeken, de hoog- en laagwaters van vertrek- en mogelijke aankomsthavens genoteerd en zijn de route’s in de kaart gezet. Klaar voor de eindspurt naar ons geplande verste punt: via île de Ré naar La Rochelle.

Blogspreuk van de dag: Lieve opa, ik hoop dat de wind in de zeilen staat. (Rens)

Op weg naar de eilanden

11/6: Guilvinec - Sainte Marine: 13 nM 3,5 uur, N 2-3 bft, bewolkt met zon, 1 uur gezeild
12/6: de rivier de Odet opgevaren, bij Chateau Kerambliz aan een boei: 6NM 1,5 uur. N 3à4 bft, zon.
14/6: rivier af, terug naar St Marine, half bewolkt
16/6: St Marine - Port Tudy op Ile de Groix: 36nM, 5,5 uur. W 4à5 bft, bewolkt. alles gereefd gezeild.

Nu we aan de zuidkant van Bretagne gekomen zijn, mag het reistempo best wat omlaag……
We blijven dus zomaar een dagje liggen in Guilvinec. Het lijkt een aardige vissershaven waar we toch wel iets meer van willen zien. Er blijkt een leuke zondagochtendmarkt te zijn, waar we een paar ‘probeer-oesters’ en verse vis kopen van een vissers-vrouw, media-bekend figuur in de haven, met lange rij voor de kraam. Koffie tegenover de boot aan de haven, ook wifi.

Het volgende traject naar Bénodet bleek tot onze verrassing helemaal niet zo lang te zijn als we eerder dachten (foutje in thuisplanning), in slechts drie en een half uur zijn we er al. We varen de rivier op die druk bezaaid is met boten aan moorings. Je denkt dan wat een drukte, maar er zijn weinig mensen op de boten; het zijn gewoon ligplaatsen van de haven. Aan weerszijden ligt een plaatsje, veel vakantiehuizen met gesloten luiken, die nog niet verhuurd zijn. Wel mooi, meestal wit met kleurige kozijnen en een mooie bloementuin ervoor. Aan stuurboord Bénodet en aan bakboord St Marine; we kiezen voor de laatste en dat is een goede keus. Eerst liggen we aan een lange steiger, met ruim zicht dus op de rivier en ook op de zee waar we vandaan kwamen. En Later liggen we aan een mooring, centraal in de havenkom, waar omheen heel schilderachtig het dorpje ligt met diverse terrasjes aan de kade, en een oud kerkje op de achtergrond.
We zijn naar deze plek gegaan, omdat de rivier zeer aanbevolen wordt in onze pilots en in de hoop dat we van hieruit naar de Iles de Glenan kunnen oversteken: een soort ‘Scilly’ eilanden van Bretagne, die wonderschoon van natuur zijn, maar waarvoor je stabiel en rustig weer nodig hebt. Er komen eerst een paar dagen met stevige Noorden wind aan, maar daarna misschien…?

De rivier stroomt zeer krachtig, tot 3 kts (knopen), vooral bij eb. Aanleggen of vertrekken gaat dan het beste bij de kentering en daartussen is het soms knap lastig. Door een glooiend landschap en al snel aan beide kanten beboste oevers varen we de rivier op. Links en rechts passeren we verschillende Chateau’s met typich bretonse/keltische namen: Kérouzien, Keraudren, Lanroz, Toulven. (Doet me denken aan ridder Thiuri en de geheimen van het Wilde Woud). Als je met hoog water helemaal door zou varen kom je vlak bij Quimper uit, maar dat doen we niet. We meren af aan een mooring bij chateau Keramblez, ongeveer halverwege.
Met ons bijbootje kunnen we naar een ‘ramp’ (helling) iets verderop om aan de kant te gaan; we hebben nieuwe wieltjes aan de bijboot waarmee je ‘m heel gemakkelijk op de kant wat hogerop kunt rijden, tot boven de vloedlijn. Zodat je veilig kunt gaan wandelen en het bootje gemakkelijk naar lager water terug kan brengen als je terug komt. O, wat is dit handig! Gezien de sterke stroom gebruiken we het buitenboordmotortje, Suzuki 2,5 pk. De wandeling gaat over glooiende groene hellingen, langs een enkele boerderij en we willen eigenlijk langs de rivier terug, maar dat pad blijkt in onbruik en afgesloten. Als we teruglopen komt er van een boerderij een blaffend groepje honden op ons af en een gemene grote hond (later horen we: berucht in de hele omgeving) bijt Aad diep in z’n arm. Met dat bloed proeven is de woede van de Bouvier? kennelijk ineens over, hij druipt gelukkig weer af, de kleintjes keffen nog een poos na; wij lopen stug door. Maarja, we moeten wel even naar een dokter. Vrij gemakkelijk krijgen we een lift van een aardige mijnheer, die daar iets verderop woont; hij brengt ons, èn weer terug naar de rivier. Het valt mee; antibiotica voor een week en grote pleisters gekregen.

Terug in St Marine liggen we op het mooiste plekje in de havenkom aan een mooring en vandaaruit maken we nog een fietstocht langs het strand naar schier-Ile Tudy. We hebben de fietsjes nog nooit met het bijbootje aan de kant gebracht, maar het blijkt wel te kunnen: twee fietsjes, twee rugzakjes en wij tegelijk erin; het past. In de drooggevallen baai bij ile Tudy is het druk van de ‘pecheurs-a-pied’: mensen die oesters en kokkels rapen. Harkjes zijn verboden, maar ieder werkt er mee; we zijn in Frankrijk! En ook hier weer vele mooie witte huisjes nog gesloten.

Tot slot van dit verhaal : een prachtige zeiltocht met een pittig bakstag windje (schuin achter) naar Ile de Groix. We hebben het wachten op het mooie weer voor Iles de Glenan namelijk maar opgegeven; het langdurige zonnige weer met weinig wind, dat eerst voorspeld was , zal voorlopig niet komen. Er zitten wat depressies tussen, waar door we wisselvallige wind kunnen verwachten. Op de terugweg nog een kans!
Ile de Croix ligt als een platte taart in de zee, ongeveer 30 m boven de zeespiegel uitstkend. Je ziet het van verre al liggen. Weekend: we komen aan in een overvolle haven en krijgen een plek in de voorhaven aan een mooring waar al vier boten aan hangen. Levendig gedoe, iedereen zijn bijbootje oppompen om naar de kant te gaan, het is zaterdagavond en men gaat uit eten. Wij hebben ons bijbootje voor het eerst achterop de spieglboot gebonden, en dat beviel goed tijdens de zeiltocht, en nu ook, want hij ligt zo weer in het water. Fietsend over dit eiland zien we vele kleine dorpjes, een duinachtig landschap, met veel bloeiende dopheide. We gaan het hele eiland rond, beklimmen de vuurtoren bij kaap Pen Men en zien ook de droogvalbaai bij Locmaria aan de andere kant, maar doordat er inmiddels al een paar uur een druilerige motregen valt is het nog niet erg aanlokkelijk om daar heen te gaan.
Het is altijd leuk om naar een eiland te gaan; lekker overzichtelijk wat je gaat ontdekken, overal zicht op water, makkelijk rond te fietsen of te wandelen, de levendigheid in de haven met de veerpont, het zwaaien op de kade en andere bedrijvigheid. En zo is het hier ook.

NB: De lekkages zijn de wereld nog niet uit, de wcpot lekt en een paar dagen later een van de dakramen van de kajuit ook. Klusjes houden kennelijk nooit op, ook niet, of juíst niet als je onderweg bent. Terwijl ik dan eten sta klaar te maken, of dit verhaal zit te schrijven, is Aad met dat soort dingen bezig. Ook de hook-en-moor(pikhaak) heeft hij weer gemaakt, waar je ozo handig een lijn mee door een mooring-oog kan trekken. Zo hebben we allebei onze klusjes!

Blogspreuk van de dag: Don’t judge each day by the harvest you reap, but by the seeds that you plant. (Robert Louis Stevenson).

Foto’s volgen nog.

Om de punt van Bretagne

5-6/6 St. Peter Port - l’Aberwrac’h: 111nM, 20,5 uur. NO 3 bft, bewolkt.
7/6 l’Aberwrac’h - Paluden: 3nM, half uur. NO <2 Zon. Op de motor.
8/6 Paluden - Camaret sur Mer: 39 nM, 7 uur. N(O)3 bft, zon. Alles gezeild!
9/6 Camaret sur Mer – Le Guilvinec: 56 nM, 10 uur 10’, NO/O en 3/2 bft, half bewolkt/een korte heftige regenbui. Helft gezeild.

We hebben natuurlijk nog maar heel weinig gezien van de Kanaaleilanden en het vaste land van Frankrijk er om heen, maar onze strategie is eerst met enig tempo zo ver mogelijk langs zuid-Bretagne komen en dan rustig aan terug reizen.

Eerst een oversteek-met-nacht naar Noord-Bretagne. We vertrekken met een regenbui en een pittig windje uit Peter Port, maar al snel zakt de wind in en moeten we het doen met een zwakke wind van achter. Kwa zeiltocht verdient dit traject danook absoluut geen schoonheidsprijs: veel te veel motorsailen. Maar het is wel een mooie tocht: alleen op zee in de nacht geeft rust, niemand tegengekomen, geen zeehonden, geen indrukwekkende cruiseschepen of ferries, alleen een paar scharrelende vissers. Het is ongeveer 6 uur donker en dan wordt het al weer licht. En aan het eind van de volgende dag varen we tenslotte door een groot veld van ‘verdwaalde’ rotspartijen de rivier Aber op en de haven van l’Aberwrac’h binnen. Het land en de delta met rotsen is minder hoog dan ik verwacht had.
Een beetje verlaten marina-terrein geeft eerst het idee: ‘ waar zijn we nu weer terecht gekomen’, maar later ontdekken we toch de charme van de plek: hoe het plaatsje, wat hogerop op de kust, een fenomenaal weids uitzicht heeft op de Aber-monding met al zijn rotsen.
We zien de ‘Oosterschelde’ voor de haven aan een grote mooring afmeren voor een tijstop. Om half vijf zien we haar in alle statigheid van een klassiek zeilschip weer vertrekken.

In onze pilots lezen we dat de rivier zelf ook heel mooi is, dus aan het eind van de dag varen we die op tot Paluden en meren af aan moorings midden in de rivier. Inderdaad heel mooi, stil, veel vogels in de bossen op de oevers, bossen die je ook ruikt!; een paar roeiers die een avondtochtje gaan maken, twee mannen die in een onogelijk klein roeibootje voorbij varen om een heleboel spullen aan boord van hun zeilboot- aan-mooring te brengen, dorpje aan de overkant met witte huizen.

Daarna volgt de ronding van twee gevreesde kapen, cq smalle doorgangen tussen vaste land en eilanden: Chenal du Four en Raz du Sein. Daar kan de stroomsterkte behoorlijk oplopen. Advies is dan ook die punten bij slack, tijdens de kentering van het tij, te passeren. Enig rekenwerk en het voordeel van doodtij, zwakke wind en van stroom en wind allebei mee, maakt de omstandigheden tijdens de tocht zo mild, dat je haast niet kan geloven dat het er ook een gevaarlijke heksenketel kan zijn. Niet spectaculair dus, wel veilig. Het chenal is heel breed, de kust aan bakboord hoog met allemaal kleine baaitjes, aan de andere kant in de verte het eiland Ouessant en een heleboel kleine eilandjes en rotsen in de zee.

Omdat het HW pas halverwege de dag is, kunnen we de twee bottle-neck’s niet op de zelfde dag passeren, en overnachten we er tussenin aan een mooring voor de haven van Camaret sur Mer.

De rotsen langs het schiereiland van Camaret zijn indrukwekkend, grillig en groot. Bij de Pointe de Raz nog hoger. Aan stuurboord zien we Ile de Sein. De kustwacht is bezig met inspectie van de bakens, dat kan nu het zo rustig is.
Eigenlijk is het onze bedoeling na de Raz du Sein naar Audierne te varen, maar onderweg bedenken we dat we daar de volgende dag niet vroeg genoeg kunnen vertrekken (laag water) om het volgende traject (60 mijl) op één dag te doen: stomme fout, wel kijken of je ergens binnen kunt lopen, maar vergeten de vertrekmogelijkheid te onderzoeken. Naar alternatieven voor dat lange traject hebben we eerder ook niet gekeken, maar die blijken er wel te zijn: in vissershavens. We varen door en belanden vier uur later in een vissersdorp. Onderweg een fikse regenbui, ruimende wind, maar het dreigende onweer hangt boven Brest, die dans ontspringen wij. In de vissershaven van Le Guilvinec waar links en rechts vrolijk gekleurde vissersschepen liggen (zaterdagavond) en die verder bezaaid is met kleine vissersbootjes aan moorings, zijn twee kleine steigertjes voor de pleziervaart gemaakt: nog twee (van de acht) plekken vrij!

We hebben nu het vooruitzicht op eerst enkele dagen met veel wind en regen en daarna véle dagen mooi zomers weer, zónder wind.

Blogspreuk van de dag: Lieve opa, hierbij een dikke knuffel (Lars)

Droogvallen

3/6 St Peter Port- Herm: 4 nM, 1 uur: NO 4bft, prachtig zonnig weer
4/6 Herm- St Peter Port: 4 nM, zon!

Na nog een tweede wandeldag aan de zuidwestkust van Guernsey over brede stranden, gaan we naar het kleine eilandje Herm tegenover Guernsey, een klein uurtje varen. We willen daar droog vallen in of voor de haven, aan de westkant van het eiland vanwege de oosten wind. Dat blijkt meer voeten in de zeebodem te hebben dan verwacht. De havenmuur waartegen droogvallen het beste zou kunnen (volgens de havenmeester en anderen) blijkt een breed uitstekende drempel te hebben, merken we bij het peilen van de diepte. Wégwezen, vóórdat we daarop blijven hangen!
Aan een mooring gaat het ook niet lukken: als we daar net hebben vastgemaakt, en er al weinig water meer onder de kiel staat, komt een locale zondagsgenieter ons waarschuwen dat het nogal rocky op de bodem is, en hij adviseert gewoon het strandje op te varen. En daar gaat het goed, we liggen mooi vlak. Boot met twee lijnen verankerd en dan kunnen we een paar uur gaan wandelen, tot het water weer terugkomt. Mooie wandeling; er zijn aan de andere kant prachtig witte stranden, bij westen wind zou je daar goed kunnen droogvallen, op Shell Beach. Aan de noordpunt droogvallende vlakke platen, aan de zuidkant wat hogere rotsen. Er wonen op het eiland een tiental mensen in de winter en zomers ca 600. Er is een soort boerenhoeve - deels vakantieapprtementen - en een kerk; een camping en een chique hotel; zeg maar een mini Vlieland, dat overal met bordjes de gasten oproept goed voor de natuur te zorgen.
’s-Avonds worden we nog even opgeschrikt door een windshift, die de boot een andere kant op duwt, waardoor we niet op precies de zelfde plek gaan droogvallen, maar we kunnen er niet veel anders aan doen dan wegvaren; we schatten in dat dát net niet nodig is.
‘s-Nachts de wekker gezet voor de volgende LW-stand om te zien of het droogvallen goed gaat en gelukkig is de wind weer teruggedraaid, we vallen mooi droog op de zelfde plek en verder goed geslapen.

Er wordt flinke wind voorspeld en daarmee blijft het droogvalexperiment tot één nacht beperkt. We gaan terug naar de haven van St Peter Port en omdat er toch nog zout water in de bilge blijft lekken, besluiten we dat die koelwater-afvoerslang dan nú maar vernieuwd moet worden. Alle monteurs blijken totaal overbooked, dus Aad doet het zelf. Twee ritten met de bus naar het volgende haventje om een slang te kopen (eerst een te dikke en vervolgens omgeruild voor de juiste maat) en de nodige uren gesleutel in de kleine werkruimte onder onze kooi vérder, is de klus geklaard!

  • Blogspreuk van de dag: Nothing is impossible, the word itself says I ‘m possible (Audry Hepburn)

Drie lange tochten


26/5 Nieuwpoort-Calais -Boulogne: 66 nM, 14 uur. NO 2-3 bft, zon/licht bewolkt.
28/5-29/5 Boulogne- Cherbourg: 163 nM, 24 uur. NO3-4(5), 2e dag 2bft
30/5 Cherbourg- Guernsey/St.Peter Port: 45 nM, 8 uur. NO/variabel < 2nM, mist/later zon

Er volgen drie lange vaartochten, waarmee we de –Engelse!- kanaaleilanden bereiken!
Met stroom mee vertrekken we nog in het donker ‘s-morgens half vijf uit Nieuwpoort. Helaas is de wind eigenlijk te zwak voor een voor de windse koers (weer met uitgeboomd voorzeil); daardoor hebben we deels gemotorsailed en tot Calais ook nog een flink stuk tegenstroom gehad. Van de geplande tijstop in de haven van Calais aan een mooring blijft maar 1½ uur over. Daarna met stroom mee de kaap Gris Nez om, naar Boulogne gevaren.
We blijven één dag in Boulogne omdat er die dag te weinig wind is om aan een lange oversteek naar Cherbourg te beginnen. Boulogne heeft een mooie oude binnenstad, maar die hebben we ruim 10 jaar geleden al eens bekeken, toen we daar met Gerrit en Marja vijf dagen verwaaid lagen. We lopen een andere, toch wel buitengewoon alternatieve toeristische route: langs het strand, door een buitenwijkje omhoog met uitzicht over zee en belanden op een groot kerkhof, waar de omwonende keramisten en marmerhouwers zich naar hartelust hebben uitgeleefd op prachtige bloemstukken en herinneringsschilden op de graven. Rest van de dag besteed aan routes voorbereiden en proviand aanvullen.: hard werken!

Alles wat hierna komt is nieuw voor ons! We kiezen voor een lange oversteek en bewaren de havens aan de Sommebaai -voor zover we ze nog niet gezien hebben met Marja en Gerrit- voor de terugweg; van zuid naar noord varend komt het daar dan met stroom en wind ook gunstiger uit.
Na diesel bijgetankt te hebben beginnen we 28/5 om 12 uur aan de overtocht mét nacht doorzeilen. We varen opnieuw zo goed als voor de wind èn stroom, en met een lekkere bries schiet het goed op. We besluiten een wacht van 3-uur-op-en-3 -uur -af al op de middag te beginnen en in de praktijk komt het er op neer dat we een uur samen wakker zijn om dingen samen te kunnen doen, zoals: ’s avonds te eten, zeilvoering aan te passen, grootzeil te reven voor de nacht, etc.
Rond middernacht, nét tijdens een wachtwissel, zien we ineens bliksemschichten in de verte. Komt het deze kant op, of niet? En dan is het er al, tenminste de windvlagen van links en rechts, en gijpt de boot, met het voorzeil dan bak! Met het nodige kunst en vliegwerk halen we de genua binnen, reven het zeil, laten het vervolgens toch maar helemaal zakken en moeten dan de boom nog opruimen. We zijn even helemaal de koers kwijt , maar op de motor varend en met de hand sturend vinden we hem terug.
Leerpuntjes : onweer komt sneller dan je denkt, haal de boom zsm uit je voorzeil vóórdat de wind gaat draaien , stuur met de hand (ipv automaat) dan voel je sneller wat de wind doet, nachtlamp in de kuip zou handig zijn. Het onweer komt niet echt dichtbij, maar de wind valt wel weg (ipv voorspelde 4à5 bft.) dus de rest van de tocht moet helaas op de motor. Het duurt overigens heel lang voor we Cherbourg zien, want het zicht wordt steeds slechter: mist. Een ongezellig grote, deels militaire, haven. Een kort avondwandelingetje maakt ons duidelijk dat deze stad ons weinig te bieden heeft, en dat we daarom zo snel mogelijk door willen naar Guernsey.

Het mist de volgende dag potdicht, tot ín de haven. Kunnen we wel uitvaren? We hebben AIS en radar, dus… en het blijft misschien wel drie dagen misten.. .. maar als de apparatuur onderweg uitvalt, kunnen we ons dan redden?
We gaan, 50 m zicht. Het is heel rustig weer, misthoorns van andere schepen om ons heen, we zien ze niet, alleen op radar en AIS en dan weet je toch veel: hoe ver ze van ons af zijn, of ze wel of niet op ramkoers liggen en meer. Er gebeurt helemaal niets.
Ook niet bij de race van Alderney : de sterkste stroom van Europa, die op kan lopen tot 6 à 9 knopen(het is bijna springtij)! We zijn goed voorbereid op welk moment je op welk punt moet zijn om de beginnende stroom mee te krijgen en dat lukt ook excact, maar….geen race te bekennen(later eventjes 4 knopen erbij gezien) en ook geen Alderney, dat zit dik in de mist. Tegen de tijd dat de zon doorbreekt zijn we er al ver voorbij. En zo komen we varend langs de franse kust op Engelse bodem, met Engelse tijd en Engelse humor!

Hier in St.Peter Port op Guernsey houden we een paar dagen ‘vakantie’ : wandelen door het stadje, dat een heel leuk en mooi tegen de heuvel gebouwd stadje is, we halen de sleutel en beklimmen gratis de Victoriatower, bezoeken het fort/kasteel dat al sinds 900 Guernsey verdedigt en wandelen een hike over kustpad langs de ZO-kust, etcetera.

Aad kreeg voor zijn verjaardag van Lars en Rens een beker vol met (deels hun eigen) spreuken op kleine briefjes om er elke vaardag van de reis één te trekken. De volgende daarvan kiezen we als:

  • BlogSpreuk van de dag : Do or do not, there is no try (Yoda)

Ondertussen heeft Aad ook al weer heel wat uurtjes aan watersporen-onderzoek besteed, want elke dag staat er weer water in de bilge onder de schroefas, alleen komt het niet meer langs de schroefas, maar waarvandaan dan wel? Hij ontdekt totaal gecorrodeerde kleine stekkers en repareert die en dan ontdekt hij vlak bij die stekkers een paar haarscheurtjes in de koelwater-uitlaat-slang waar water uitkomt. Dát blijkt de echte boosdoener te zijn, want door een eenvoudige (tijdelijke) reparatie met rescuetape stopt het lekken. Voor de zekerheid bij Mariteam in St.Annaland gecheckt of we zo wel door kunnen varen, en dat kan, zolang het niet weer gaat lekken! (Zeeuwse humor?)

  • Extra BlogSpreuk: Ik denk dat je een grote vis gaat vangen (Lars+Rens)

Foto’s volgen als we weer goede wifi hebben.

Vertrokken

23/5: Sint Annaland – Roompotsluis/Betonhaven: 18 nM, 5.30 uur. NO 3 à 4 bft, zon
24/4: Betonhaven –Nieuwpoort: 49 nM, 8.30 uur. NO 4 tot 5 bft, zon/bewolkt

We vullen de wachttijd op de reparatie eerst thuis met reisplanning e.d. en daarna met drie pinksterdagen wandelen en genieten in eigen land: vanuit de Bosbeek (Nivonhuis) langs de Bosbeek, over de Ginkelse heide en langs de Nederrijn bij Doorwerth (kasteel), heel mooi allemaal. Als je ergens anders onderweg panne hebt verzin je immers ook extra uitjes in de omgeving.
Gelukkig is de boot inderdaad op 23 mei klaar en ligt zelfs al in het water als we ‘s-morgens in St- Annaland aankomen. Dank aan Emiel, nu kunnen we nog met stroom mee vertrekken. Heerlijke zeiltocht over de Oosterschelde, via een tankstop in Roompothaven, naar de Betonhaven . Een restant van de werkzaamheden bij de bouw van de Oosterscheldedam, nu door zeilers veel gebruikt als ankerplaats of tijstop voor vertrek naar zee. Eén keer gaat ’s-nachts het ankeralarm (dat nog iets te krap was ingesteld) af omdat we 180 graden gedraaid zijn, maar verder goed geslapen.

Helemaal alléén door de Roompotsluis, en met nog het laatste stukje tegenstroom langs Walcheren, kiezen we zee. De wind staat NO, wat betekent dat we de hele dag melkmeisje zeilen (vóór de wind, met voorzeil aan de ene kant uitgeboomd en grootzeil aan de andere kant). Niet de pettigste koers die je kunt bedenken met de achterop lopende golven, waardoor de boot gaat rollen, van SB naar BB vv, maar het gaat wel goed. Alleen Aad daardoor wel wat katterig: lekker inslingeren! Hij heeft ook de boom vanwege een net iets andere koers wel vijf keer moeten wisselen. Hoewel er niet veel scheepvaart is, toch een paar keer een kritische kruising met een groot schip en met vissers en een paar tonnen: voor de wind varend uitwijken gaat niet echt gemakkelijk, maar het is toch weer goed afgelopen! Om 20.00 uur varen we Nieuwpoort binnen.

Vr 25/5. Vanochtend komen we er bij de havenmeester achter dat we vandaag niet naar Duinkerken kunnen varen. De explosieven-opruimingsdienst is daar deze week bezig op een vijftal plekken bommen uit WO II op te ruimen en heeft daarvoor een ruim gebied afgezet tot vanavond 21.00 uur. Vanwege dit uitzonderlijke voorval blijven we dus een dagje in Nieuwpoort. Het komt ons eigenlijk best goed uit; zo’n eerste inslingertocht hakt er best wel een beetje in, de walstroomkabel bleek stuk en er ligt toch nog wat water in de bilge onder de schroefas: Aad heeft de klem nog flink aangedraaid en de Volvo-seal gesmeerd.

Vertrekken

13/5: Burghsluis-Sint Annaland  13 nM,  3.30 uur vaartijd, NW 3 à 4 bft.

Bij de havenmeester tot eind september afgemeld. En daar gaan we dan, zeilend over de Oosterschelde! Op weg naar de laatste reparatie (lekkage bij de schroefas) en dan meteen doorvaren….. Blijkt dat niet alleen de rubberafdichting (Volvo seal) vervangen moet worden, maar ook de schroefas zélf, die door spleetcorrosie is aangetast en lekt!  Dat betekent een nieuwe draaien en dus paar dagen wachten in plaats van slechts twee uur in de kraan hangen.  Schip op de bok en wij nog even terug naar huis. Dat voelt heel gek, maar de winst is een paar leuke afspraakjes en extra tijd voor puzzelen op kaarten, stroming, tij en weer.  
Enige troost, het waait te hard op zee.
We wachten op een telefoontje dat de boot klaar is. Dán gaat ons avontuur écht beginnen, de zee op richting Duinkerken!

Vandaag krijgen we (op vrijdag voor Pinksteren) het telefoontje dat de boot nog niet klaar is en op zijn vroegst woensdag 23 mei te water gelaten kan worden…. Is de wind nét tot rust gekomen, krijgen we dit. Het blijft schakelen!